Overwinterende nachtvlinders; ook in huis
De VlinderstichtingDe meeste vlinders zijn in de winter ei, rups of pop. Een paar soorten overwinteren als vlinder; het roesje (Scoliopteryx libatrix) is daar één van. Je kunt ze bijvoorbeeld vinden in schuren, kelders of bunkers. Soms zitten ze met tientallen bij elkaar. Ieder jaar bezoeken zoogdierliefhebbers deze plekken om er de overwinterende vleermuizen te tellen. Als ze daar vlinders aantreffen, tellen ze deze ook mee. Het roesje is één van de meest voorkomende vlinders in die winterverblijven. Deze opvallende en karakteristieke spinneruil is stevig gebouwd en heeft een brede voorvleugel die in rust tamelijk vlak ligt en een krom gebogen vleugelpunt heeft. De voorvleugel is grijsachtig bruin met een roze of paarsachtige tint en is bestrooid met kleine donkere vlekjes. Kenmerkend is de oranje met geel gespikkelde veeg die vanuit de vleugelwortel naar het midden van de vleugel loopt. Het roesje kan in alle maanden van het jaar worden waargenomen. De vlinders worden in de nazomer vaak foeragerend aangetroffen op smeer (een zoet mengsel van suiker, stroop en alcohol), overrijpe bramen, bessen van gelderse roos of vlier en bloemen van onder andere klimop. Soms komen de vlinders ook op licht af.
Ook de hopsnuituil (Hypena rostralis) wordt wel gevonden tijdens vleermuistellingen, maar wel veel minder dan het roesje. Het is geen zeldzame soort en hij komt verspreid door het hele land voor. Het is een kleine vlinder en minder opvallend dan het roesje. De hopsnuituil vliegt van eind juli tot in oktober en na de overwintering opnieuw van maart tot half juni. De vlinders komen zowel op licht als op smeer af en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van onder andere klimop. Van mei tot augustus is de rups te vinden. De verpopping vindt plaats aan de onderzijde van een blad van de waardplant; zoals de naam al verraadt is dat hop. Vanaf nu is de hopsnuituil in overwintering en kun je hem vinden op koele plekken. Ook voor deze nachtvlinder geldt, net als voor dagpauwoog en kleine vos, dat die koelte van belang is. Vind je ze in huis op een plek die nu nog wel koel is, maar waar straks de verwarming wordt aangezet dan is het goed ze voor die tijd koud weg te zetten, in een schuurtje ofzo. Dan hebben ze meer kans de winter te overleven en kunnen ze zich volgend jaar weer succesvol voortplanten.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting