Bevers in recreatieplas
ZoogdierverenigingBericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging op [publicatiedatum]
Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw komen er bevers voor in de Rijnstrangen, een gebied aan de noordzijde van de Rijn in de Gelderse Poort. Nu hebben de dieren ook een nieuw gebiedje in de Gelderse Poort ontdekt: recreatieplas Breuly in Zevenaar.
Waarschijnlijk zit er in de Breuly nu nog maar één bever, maar er zijn in de directe omgeving verschillende bewoonde burchten bekend. Vermoedelijk is het dier in de Breuly een jong dat afkomstig is van een burcht die vlakbij het nabijgelegen Berghoofdse Veer (weg Zevenaar-Pannerden) ligt. Het gebied is geschikt voor bevers, want er is genoeg voedsel aanwezig. De kans is dus groot dat deze bever hier blijft. Als er een bever van het andere geslacht (het is niet bekend of het aanwezige dier een mannetje of vrouwtje is) langskomt, kan zich dit ontwikkelen tot een volwaardige bevervestiging.
In de Rijnstrangen komen ongeveer 32 bevers voor, zo blijkt uit tellingen van de Beverwerkgroep Nederland (onderdeel van de Zoogdiervereniging). Dit zijn nakomelingen van bevers die hier zijn uitgezet in de jaren negentig van de vorige eeuw. Het gebied lijkt inmiddels redelijk vol te worden. Bevers leven in territoria, waardoor op een bepaald moment een gebied volledig ‘verdeeld’ kan zijn onder de aanwezige families. Een familie bestaat doorgaans uit een paar met jongen van dit jaar en die van de voorgaande twee jaren. Het territorium beslaat een gebied van honderd meter tot wel drie kilometer langs waterlopen.
In de Biesbosch bleek in de jaren negentig dat de bevers daar een gemiddelde territoriumgrootte van bijna 13 kilometer oever hadden. Daarvan was gemiddeld bijna vijf kilometer bebost. De Biesbosch kon tijdens die studie echter gezien worden als een minder optimale biotoop vanwege de geringe diversiteit in voedsel.
Territoria van familieleden kunnen elkaar overlappen. Grenzen van het territorium worden met geursporen gemarkeerd met het zogenaamde ‘bevergeil’. Dit heeft een zeer bijzondere geur die het best omschreven kan worden als een combinatie van schoensmeerolie en een ziekenhuisgeur. De geursporen worden afgezet op zelf opgekrabde heuveltjes van modder en/of rottende plantendelen. Deze heuveltjes hebben een onregelmatige vorm, zijn tien tot dertig centimeter in doorsnee en tien centimeter hoog, en komen vooral voor daar waar de bever vaak in en uit het water gaat.
Vanuit het gebiedje in de Breuly zijn er maar beperkte mogelijkheden om nieuwe leefgebieden te ontdekken. Alleen richting het westen is het echt geschikt voor bevers, maar daar zijn al veel beverterritoria. Voor de jonge bevers in de Liemers is het raadzaam om via de Rijn richting Arnhem en de IJssel te trekken. Daar liggen nog gebieden die geschikt zijn, én onbewoond door bevers.
Tekst: Gerrit Kolenbrander en Stefan Vreugdenhil
Foto's (uit archief): Vilmar Dijkstra (thumbnail); Manon Kaandorp en Cynthia Lange (tekst)