Vleermuis zoekt bomenrij
ZoogdierverenigingBericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging op [publicatiedatum]
De gewone dwergvleermuis maakt veelvuldig gebruik van bomenrijen en andere opgaande, lintvormige vegetaties. Als foerageergebied (het gebied waar ze op insecten jagen), als verbindingsroute tussen verblijfplaats en foerageergebied, en tussen foerageergebieden onderling. Windbeschutting speelt naar verwachting een belangrijke rol bij de keuze van vliegroutes en foerageerplaatsen. Dit blijkt uit onderzoek gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Lutra.
Aan welke eisen moeten bomenrijen voldoen willen ze geschikt zijn voor gewone dwergvleermuizen (Pipistrellus pipistrellus) om langs op te vliegen? In het windrijke kustgebied Walcheren (Zeeland) onderzochten Ben Verboom en Hans Huitema de invloed van structuureigenschappen van houtsingels op foeragerende dwergvleermuizen. De hoogte, breedte en vegetatiedichtheid (permeabliliteit) van de singels bleken bepalend voor de mate waarin vleermuizen langs de bomenrijen foerageerden. Zeer lage (tot vijf a zes meter), smalle (tot vier meter) en winddoorlatende bomenrijen werden niet gebruikt als foerageerplek.
De verspreiding van potentieel geschikte foerageerplekken in het studiegebied bepaalde de keuze van vliegroutes tussen een verblijfplaats van dwergvleermuizen in een kleine bebouwingskern en het omliggende landschap. Het meest gebruikt werden routes die leidden naar die delen van het landschap waar (potentieel) hoogkwalitatieve foerageerplekken op relatief korte afstand van de verblijfplaats gelegen waren.
Tekst: Ben Verboom en Hans H. Huitema
Bron: Lutra ‘The influence of treeline structure and wind protection on commuting and foraging common pipistrelles (Pipistrellus pipistrellus)’
Foto: Lutra volume 53 nr. 2