Strenge winter was mild voor noordelijke zeenaaktslakken
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [land] op [publicatiedatum]
Nu de winterperiode, die ons allen zo lang in de ban heeft gehouden, eindelijk achter ons lijkt te liggen kunnen we de eerste mogelijke effecten op onze mariene biodiversiteit in kaart brengen. Net zoals veel eerstelingen van voorjaarsbloemen en vlinders zich pas laat hebben laten zien, is ook onder water door de voortdurende lage watertemperatuur de jaarlijkse ontwikkeling van typische voorjaarssoorten sterk vertraagd. Maar er zijn ook uitzonderingen: vier van onze soorten zeenaaktslakken, ieder met een noordelijk verspreidingsgebied, zijn dit jaar in opvallend grote aantallen in de Zeeuwse Delta aanwezig.
In onze kustwateren komen vier soorten zeenaaktslakken voor die elders met name in de noordelijke gebieden van onze planeet aanwezig zijn. Voor sommige soorten daarvan vormt de Nederlandse kust zelfs de zuidelijke verspreidingsgrens.
Een mooi voorbeeld daarvan is de Noordelijke knuppelslak, Eubranchus rupium. Wat een naam al niet zegt! De soort is bekend van Groenland, IJsland, Noorwegen, Zweden, Denemarken en Noordoost-Amerika. In Europa vormt de Zeeuwse Delta de zuidelijke verspreidingsgrens. Jaarlijks wordt deze soort met name in het voorjaar in de Zeeuwse Delta aangetroffen. Momenteel zijn de aantallen die door sportduikers in het Grevelingenmeer, Veerse meer en Oosterschelde worden aangetroffen ongekend groot.
De Slanke waaierslak, Flabellina gracilis, is nog zo’n typische noordelijke soort met een verspreidingsgebied van Groenland, IJsland, Noorwegen tot aan de Franse Atlantische kust. De soort wordt ook aangetroffen op de Amerikaanse noordoostkust van Newfoundland tot New England. Ook deze soort wordt hier jaarlijks in met name winter en voorjaar aangetroffen. Dit jaar is het aantal Slanke waaierslakken in de Oosterschelde ongekend groot. Er zijn er nu zelfs zoveel, dat de meeste sportduikers moeten toegeven dit nog niet eerder meegemaakt te hebben. Van 2008 tot 2012 leek de soort hier zelfs sterk achteruit te gaan. Dit voorjaar zijn ze massaal aanwezig.
De Zilverblauwe knotsslak, Cuthona concinna, met een aan de voorgaande soorten vergelijkbaar verspreidingsgebied is dit voorjaar ook massaal aanwezig in de Oosterschelde en heeft zich hier uitbundig voortgeplant.
De Groene mosdierslak, Palio nothus, die zich ook goed thuis voelt boven de poolcirkel, maar verder ook langs de Europese westkust aanwezig is, was in onze kustwateren een zeldzame soort maar wordt momenteel in de centrale Oosterschelde bij Zierikzee door bijna iedere goed oplettende sportduiker gespot. Je moet er inderdaad goed voor opletten want deze soort is een klein witgroen diertje van slechts enkele millimeters groot. Toch zien sommige sportduikers deze soort hier nu iedere duik en soms zelfs drie tot vijf exemplaren per duik. Ook dat hebben we nog niet eerder in de Zeeuwse Delta meegemaakt.
Het is een beetje te kort door de bocht om zonder meer te stellen dat de strenge winter de directe oorzaak is voor het huidige zo succesvol voorkomen van deze vier soorten zeenaaktslakken. Mogelijk heeft de relatief koele zomer van 2012 hier ook een positief effect op gehad. Veel noordelijke soorten hebben een koele zomer nodig en zijn niet goed bestand tegen hoge watertemperaturen van warme zomers. De voedselbronnen waar deze dieren zich mee voeden zijn nu ook in grote hoeveelheden aanwezig. ook dat zijn soorten die het schijnbaar goed doen in strenge winters. Er zijn echter ook zeenaaktslakken slachtoffers van de langdurige winter: de Harlekijnslak, Polycera quadrilineata, die de winter van 2011/2012 zo goed had overleeft in de Oosterschelde is er nu nagenoeg verdwenen.
Tekst en foto’s: Peter H. van Bragt, Stichting ANEMOON