icarusklein

Vlinderdip minder hevig dan voorgaande jaren

De Vlinderstichting
28-MEI-2009 - Normaal gesproken is er tussen eind mei en midden juni een zogenaamde vlinderdip. Van soorten met twee of meer generaties is de voorjaarsgeneratie afgelopen terwijl de zomergeneratie er nog niet is. Ook soorten met een talrijke zomergeneratie zijn nog afwezig, met als gevolg dat relatief weinig vlinders te zien zijn.

Bericht uitgegeven door De Vlinderstichting op donderdag 28 mei 2009

Normaal gesproken is er tussen eind mei en midden juni een zogenaamde vlinderdip. Van soorten met twee of meer generaties is de voorjaarsgeneratie afgelopen terwijl de zomergeneratie er nog niet is. Ook soorten met een talrijke zomergeneratie zijn nog afwezig, met als gevolg dat relatief weinig vlinders te zien zijn.

Ook dit jaar is de vlinderdip merkbaar. Er zijn nog maar weinig koolwitjes te zien, de boomblauwtjes zijn verdwenen en van het eerder uiterst talrijke bont zandoogje zijn alleen nog maar "hoogbejaarde" vlinders te vinden. Toch is de dip minder hevig dan tijdens andere jaren: een paar soorten lijken de opengevallen plaatsen in te nemen. De eerste generatie van het icarusblauwtje blijkt een erg succesvolle te zijn en is de komende weken nog volop te zien. Op veel plaatsen waar hun waardplanten (vooral rolklaver en kleine klaver) groeien, zult u tientallen felblauwe mannetjes en, af en toe, een veel onopvallender bruingekleurd vrouwtje kunnen vinden.

 
Icarusblauwtje (mannetje)   Groot dikkopje

Ook het groot dikkopje is deze week op het toneel verschenen. Dit oranjebruine vlindertje komt voor in graslanden, vaak in de buurt van bomen en struiken. Hij heeft een voorkeur voor de wat vochtiger, ruigere leefomstandigheden. Het groot dikkopje kan alleen overleven op plaatsen waar gras in de winter blijft overstaan. De rups verblijft namelijk de gehele winter in een nestje van aan elkaar gesponnen grashalmen. Dat nestje wordt in juli gemaakt en daarin blijft de rups maar liefst tot in mei het jaar daarop zitten. Alles maaien of intensief begrazen zou dus het einde voor deze vlindersoort betekenen.

Tot slot is er natuurlijk de distelvlinder, waarover de afgelopen weken al veel is gezegd en geschreven (zo zijn er al meer dan 50.000 exemplaren gemeld, bleek op 25 mei jl). Mede dankzij de distelvlinder, het icarusblauwtje en het groot dikkopje is de vlinderdip minder hevig dan voorheen en heeft iedereen dus nog steeds de gelegenheid talloze prachtige vlinders te bewonderen, tot midden in de stad aan toe.

Tekst en foto's: Kars Veling, De Vlinderstichting