Waarom steeds minder vlinders?
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting op zondag 22 februari 2009.
Het jaar 2008 was een erg slecht jaar voor de dagvlinders. Het gaat steeds minder met de vlinders in ons land. Hoewel er pieken en dalen zijn zien we een continue afname. Hoe komt dit toch?
In een voorgaand Natuurbericht werd gemeld dat 2008 het slechtste vlinderjaar was sinds de start van het Landelijk Meetnet Dagvlinders in 1990. De achteruitgang is natuurlijk al veel langer aan de gang. Vanaf het begin van de vorige eeuw zien we het aantal soorten en het aantal vlinders afnemen. De oorzaken en oplossingen verschillen van soort tot soort en gebied tot gebied. Toch zijn er wel een paar hoofdlijnen aan te geven.
Intensief boerenland is volkomen ongeschikt geworden. Maïsakkers en kuilgras: geen vlinder kan er overleven. Bloemrijke kleurige graslanden zijn er niet meer. Alleen bij een paar (biologische) boeren, in een enkele extensieve akkerrand en in wat wegbermen kunnen enkele makkelijke mobiele soorten het uithouden. Alle specialisten zijn er weg. Grasland genoeg, maar de graslandvlinders willen bloemrijk grasland! De houtwallen die plaatselijk nog aanwezig zijn of worden hersteld, moeten meer zijn dan een bomenrij. Een geleidelijke overgang met struiken en kruiden is uitstekend voor vlinders.
Dit is natuurlijk grotendeels bebouwd. Toch kunnen vlinders overleven in overhoekjes en ecologisch beheerde parken. Geen bijzonderheden, maar de kroeglopers als de koolwitjes en ook vlinders als bruin blauwtjes en bruin zandoogjes weten het er nog vol te houden. We zien dat natuurlijk beheer werkt, want in stedelijk gebied waar men dat toepast (foto links) zien we duidelijk meer vlinders dan in traditioneel beheerde gemeenten. In stadstuinen kunnen de mensen zorgen voor nectaraanbod, maar de voortplanting zal toch vooral in het openbaar groen moeten gebeuren.
Daar denken we allemaal aan bij vlinders. Toch is de werkelijkheid anders. Veel natuurgebieden lijden onder verdroging en ze liggen versnipperd in het agrarisch gebied. De beheerders moeten rekening houden met een veelheid aan claims en voorwaarden, waarvan de financiële niet de minst belangrijke zijn. Dit leidt vaak tot grootschalig beheer, waarbij de ‘grootste gemene deler’ ertoe leidt dat enkele vrij gewone soorten zich handhaven (bijvoorbeeld het bruin zandoogje), terwijl de specialisten die een speciaal en aangepast beheer nodig hebben, een voor een verdwijnen. Overigens zijn er ook successen en beheerders die zich enorm inspannen voor de vlinders, maar de grote lijn is helaas nog altijd anders.
Het grootste deel van onze bossen is vrij jong en ligt op arme zandgrond. 95 procent van de paden en randen heeft geen bloemrijke mantel en zoom, zoals op de foto links. De oude, rijke hakhoutbossen zijn praktisch verdwenen. Weinig ruimte voor vlinders dus. Wel wordt er door steeds meer beheerders aan bosrandbeheer gedaan, maar zelfs bij een verdubbeling of verviervoudiging is nog het overgrote deel van de bosranden ongeschikt. Maar hier lijken we op de goede weg.
Verder zijn er nog steeds problemen met stikstofdepositie (weliswaar flink verminderd, maar nog altijd teveel en dus leidend tot vermesting en verruiging) en de grootschalige verdroging van ons landschap. Kortom: er is nog veel werk te doen om onze vlinders te behouden en terug te krijgen.
Het Landelijk Meetnet Vlinders is een samenwerkingsproject van De Vlinderstichting en het CBS, in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), in opdracht van het Ministerie van LNV (Gegevensautoriteit Natuur).
Tekst: Chris van Swaay & Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling