Duinparelmoervlinder - primair

Gaat die vlinder wel echt achteruit?

De Vlinderstichting
1-AUG-2024 - Er zijn sombere berichten over de vlinders. Jaar in jaar uit zijn er minder. Ook dit jaar lijkt het niet goed te gaan en laten veel vlinders een negatieve trend zien. Maar is dat wel zo? Als je de NDFF gebruikt, het meest complete databestand over de natuur in Nederland, dan lijkt het best mee te vallen en gaan veel soorten juist vooruit. Maar klopt die conclusie wel?

Een vrouwtje duinparelmoervlinder op akkerdistel op TerschellingVrijwel alle waarnemingen van vlinders (en andere planten en dieren) in Nederland komen terecht in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF), of ze nu worden ingevoerd via Waarneming.nl, Telmee, het Meetnet Vlinders of een van de vele andere manieren om waarnemingen vast te leggen. Daarmee lijkt dit een ideale bron om zelf onderzoek mee te doen: alle waarnemingen staan er immers in. Toch is dat niet helemaal het geval: 'nulwaarnemingen' (bijvoorbeeld een route lopen en géén vlinders zien) staan niet in de NDFF en moeten dus afgeleid worden uit metadata en dat is niet altijd mogelijk. Samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft De Vlinderstichting veel tijd en energie gestopt in het ontwikkelen van een goede methode om trends te bepalen en om te zien of dagvlinders vooruit of achteruit gaan. Toch doen sommige mensen ‘eigen onderzoek’ en komen dan, met die betrouwbare gegevens uit de NDFF, toch tot heel andere conclusies. Hoe kan dat en wie heeft er gelijk?

Duinparelmoervlinder gaat sterk achteruit

Zes manieren om trends te bepalen

  • Het aantal waarnemingen in de NDFF: we tellen simpelweg hoeveel waarnemingen er per jaar in de NDFF zitten.
  • Het aantal exemplaren in de NDFF: bij iedere waarneming staat ook om hoeveel exemplaren het gaat. Zo kunnen we voor ieder jaar het totaal aantal exemplaren tellen.
  • Het aantal hokken van vijf bij vijf kilometer (5x5km) in de NDFF: in verspreidingsatlassen (zoals op Verspreidingsatlas.nl) wordt het aantal bezette hokken van vijf bij vijf kilometer getoond. Zo kunnen we voor ieder jaar zo’n kaart maken en het aantal bezette hokken tellen.
  • Het aantal hokken van een bij een kilometer (1x1km) in de NDFF: kleinere hokken van een bij een kilometer, vooral populair in lokale of provinciale verspreidingsatlassen.
  • Verspreidingstrend een kilometer (1km): hiervoor zijn dezelfde gegevens uit de NDFF gebruikt, maar het CBS berekent voor ieder jaar het aandeel bezette hokken van een bij een kilometer. Daarbij houden ze rekening met of een hok wel of niet bezocht is, en zo ja hoe goed het is onderzocht. Hiermee kan een verspreidingstrend goed worden berekend.  
  • Populatietrend: de trend in het aantal exemplaren in het Meetnet Vlinders (NEM). We kunnen niet alle vlinders tellen, maar we kunnen wel jaar op jaar vaste steekproeven nemen (routes lopen) en daarmee een trend in het aantal vlinders berekenen. Daarbij houden we ook rekening met het feit dat niet alle routes elk jaar (even vaak) geteld worden.

Duinparelmoervlinder als voorbeeld

Een goed voorbeeld van hoe voorzichtig je moet zijn, zijn de resultaten van deze verschillende trends voor de duinparelmoervlinder. Er zitten jaarlijks steeds meer waarnemingen van deze soort in de NDFF. Dat lijkt dus prima: steeds meer waarnemingen van de duinparelmoervlinder, dus het gaat goed met deze vlinder. Het aantal doorgegeven exemplaren in de NDFF laat twee pieken zien: tussen 1995 en 2000 en tussen 2010 en 2015. Ook niks aan de hand, zo lijkt het. Het aantal hokken van vijf bij vijf kilometer, alsmede het aantal hokken van een bij een kilometer is zelfs flink gestegen. Ieder jaar worden op steeds meer plekken duinparelmoervlinders doorgegeven. Dat ziet er prima uit voor deze vlinder. Tot we naar de laatste twee grafieken kijken: zowel de verspreidingstrend als de populatietrend dalen. Volgens ons Meetnet Vlinders daalt het aantal vlinders zelfs fors, en zijn er nu iets van 75 procent minder dan in 1992 (en zelfs bijna 90 procent minder dan in 1997). Dat klinkt ineens als een heel ander verhaal; het gaat helemaal niet goed met de duinparelmoervlinder.

Trends van de duinparelmoervlinder op verschillende manieren vastgesteld. De eerste vier grafieken zijn op basis van de NDFF gemaakt. De verspreidingstrend 1km is met dezelfde gegevens gemaakt, maar hier wordt gecorrigeerd voor het waarnemerseffect door het CBS. De populatietrend komt uit het Meetnet Vlinders

Waarnemerseffect

De reden voor de sterke stijging van het aantal waarnemingen en het aantal exemplaren in de NDFF, alsmede de stijging in het aantal bezette een-kilometer- of vijf-kilometerhokken, komt maar door één ding: veel meer (losse) waarnemingen. Het aantal waarnemingen van dagvlinders in Nederland steeg van 50 duizend in 1990 naar bijna 800 duizend in 2023, zestien keer zoveel dus. Steeds meer mensen zijn naar vlinders gaan kijken en door de gebruiksvriendelijke apps geven ze die ook massaal door. Op zich geweldig, maar het maakt dat je deze data alleen kunt gebruiken na te corrigeren voor de flink gestegen waarnemersintensiteit. Precies wat het CBS doet om de verspreidingstrend vast te stellen. En om de populatietrend vast te stellen hebben we zelfs een heel meetnet gebouwd, waar gestandaardiseerde tellingen leiden tot betrouwbare uitspraken over voor- en achteruitgang. Meer dan duizend vaste routes worden wekelijks, tussen april en september, geteld en dat al vanaf 1990.

Als u dus in de krant een bericht ziet waar iemand “de NDFF heeft gebruikt” om vast te stellen dat het wel meevalt met de achteruitgang van vlinders, stuur hem dan maar een pdf of kopie van dit artikel, dat eerder is verschenen in het augustusnummer van het tijdschrift ‘Vlinders’ van De Vlinderstichting.

Tekst: Chris van Swaay & Kars Veling, De Vlinderstichting en Bram Borkent, CBS
Grafieken: Chris van Swaay & Bram Borkent
Foto’s: Kars Veling