Percentage besmette teken in 2010 nog steeds hoog
Persbericht uitgegeven door Wageningen University op [publicatiedatum]
Het percentage teken dat in de eerste helft van 2010 met de Borrelia bacterie besmet was, is vergelijkbaar het hoge percentage van de voorgaande jaren. Het langjarig gemiddelde van Borrelia infecties in teken, gemeten van juli 2006 tot en met juni 2010 ligt hiermee op 15,1 procent. De tekendichtheden en infectiepercentages variëren sterk, waarbij de verschillen tussen locaties groter zijn dan de verschillen tussen de maanden. Deze week wordt tijdens de INSECTENexperience extra aandacht besteed aan het risico op tekenbeten.
Sinds juli 2006 worden op vaste locaties door een team van ervaren vrijwilligers teken gevangen in het kader van het Natuurkalender-project van Wageningen University, onderdeel van Wageningen UR. De meest gevonden teek, de schapenteek (Ixodes ricinus), kan de bacterie Borrelia burgdorferi bij zich dragen, die na een beet bij mensen de ziekte van Lyme kan veroorzaken. Op iedere vanglocatie wordt gelijktijdig, op de eerste zaterdag van iedere maand, een standaard oppervlakte van 200 m2 bemonsterd. De vrijwilligers, de meesten van het IVN, sturen de gevangen teken per post op naar Wageningen University, waar de teken op op Borrelia bacteriën worden onderzocht. Over de periode van juli 2006 tot en met april 2010 werd zo continu op 14 locaties bemonsterd; in het eerste jaar werden 24 locaties bemonsterd.
Op alle 24 locaties werden teken gevonden, maar met grote variatie in dichtheden. Het verloop van de tekenpopulaties, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen larven, nimfen en volwassen teken laat een karakteristiek jaarlijks patroon zien (Figuur 1). Nimfen, die in tegenstelling tot larven besmet kunnen zijn met de Borrelia bacterie, komen jaarlijks rond mei tot de hoogste dichtheid. De larven worden in augustus in de grootste aantallen gevangen. Volwassen teken volgen een minder duidelijk patroon, en zijn doorgaans in de laagste dichtheden aanwezig.
Gedurende milde wintermaanden worden er regelmatig nimfen en volwassen teken gevonden. Oppassen voor tekenbeten moet dus het hele jaar door, maar wordt extra belangrijk vanaf april tot en met september. Hoewel op alle meetpunten veel teken gevonden zijn, kan uit deze langjarige reeks van tekenvangsten niet vastgesteld worden dat het aantal teken toegenomen is sinds de start van de metingen. Voortzetting van de tekenvangsten en verdere analyse van de gegevens kan in de toekomst uitsluitsel geven over trends in landelijke tekendichtheden.
Op acht locaties wordt continu sinds juli 2006 iedere twee maanden het Borrelia infectiepercentage bepaald. In totaal zijn 4997 teken onderzocht. Gemiddeld waren over de periode juli 2006 tot en met juni 2010 landelijk 15,1 procent van de teken geïnfecteerd, waarvan 73,3 procent bestond uit het type Borrelia afzelii. Deze soort kan door larven en nimfen tijdens een bloedmaaltijd op muizen worden opgenomen. Bij de mens kan deze soort na een beet van een geïnfecteerde teek de ziekte van Lyme veroorzaken. Net als de tekendichtheden laat ook het infectiepercentage zich karakteriseren door grote variatie tussen locaties. Het infectiepercentage op de acht continu onderzochte locaties varieert tussen 8,1 procent en 31,1 procent.
De variatie van maand tot maand (Figuur 2) beschrijft een onregelmatig patroon, maar het infectiepercentage in de eerst helft van 2011 was met 15,3 procent vergelijkbaar met het gemiddelde infectiepercentage over de gehele meetperiode (15,1 procent). Het infectiepercentage in de eerste helft van 2009 lag met 18,4 procent echter beduidend hoger dan de eerste helft van 2010. Vast staat dat op ieder moment van het jaar op alle onderzochte locaties besmette teken aangetroffen kunnen worden.
>>Meer weten over teken en de ziekte van Lyme: Bezoek ook het publieksfestival van de INSECTENexperience op zaterdag 28 mei van 10:00 tot 17:00 uur op de Campus van Wageningen University
Contact voor de pers: Erik Toussaint (persvoorlichter), telefoon: 0317-480867
Tekst: Arnold van Vliet, Willem Takken, Fedor Gassner, Frans Jacobs, Wichertje Bron en Sara Mulder, Wageningen University
Foto: Fedor Gassner, Wageningen University
Figuren: Wageningen University