Heivlinder al langer problemen; nieuw licht op oude waarnemingen
Bericht uitgegeven door CBS en De Vlinderstichting op [publicatiedatum]
De heivlinder zit al veel langer in de problemen dan we al wisten. Uit de gegevens van vrijwilligers van het meetnet dagvlinders wisten we hoe de vlinder het vanaf 1990 deed. Met een nieuwe statistische methode lukte het medewerkers van het Centraal Bureau voor de Statistiek en De Vlinderstichting om oude gegevens te ontsluiten. Hieruit blijkt dat de heivlinder al vanaf 1950 moeite heeft heideterreintjes waaruit hij verdween opnieuw te koloniseren.
De heivlinder, een soort van heide en schrale duingraslanden, zit al sinds 1950 in de problemen, schrijven medewerkers van het CBS en De Vlinderstichting in het oktobernummer van Ecological Applications. Arco van Strien van het CBS: “Vanaf dat jaar kreeg de soort steeds meer moeite om heideterreintjes, waaruit hij om de een of andere reden verdween, opnieuw te koloniseren. Oorzaak is dat de heide meer en meer versnipperd raakte”.
Toch bleef de soort tot 1990 stabiel, doordat de overleving in de gebieden waar hij voorkwam steeg. Chris van Swaay van De Vlinderstichting denkt dat dat zou kunnen liggen aan gunstige klimaatomstandigheden. De jaren zestig en zeventig hadden regelmatig natte, Atlantische zomers en daar houdt de heivlinder wel van. Of aan de beginnende stikstofdepositie die de arme heidevelden net een beetje verrijkte en zo de overleving van de rupsen vergrootte. Maar sinds eind jaren tachtig steeg de overleving niet verder en omdat de kolonisatie terug bleef lopen gaat de heivlinder sindsdien sterk achteruit.
Hoe de heidevlinder het sinds 1990 doet, wist men al uit gegevens van vrijwilligers die meedoen aan het meetnet dagvlinders dat in 1990 begon. Maar van voor die tijd was tot nu toe geen betrouwbare trend te berekenen omdat er slechts niet-gestandaardiseerde waarnemingen beschikbaar waren. Met een nieuwe statistische methode hebben de onderzoekers die oude gegevens nu toch kunnen ontsluiten. De methode (occupancy modellen of trefkansmodellen) leidt uit herhaalde waarnemingen in een terrein af hoe grondig een terrein is onderzocht en corrigeert daarvoor bij de trendberekening. De methode maakt bovendien onderscheid tussen kolonisatie van nieuwe terreinen en de overleving in bezette terreinen.
Dankzij de nieuwe methode kunnen de onderzoekers de vele verzamelde gegevens van vroeger alsnog gebruiken om inzichten te verwerven in de dynamica van metapopulaties van de heivlinder en andere soorten.
Tekst: Arco van Strien, CBS & Chris van Swaay, De Vlinderstichting
Foto: Chris van Swaay