
‘Beheermonitoring is meer dan het tellen van doelsoorten’
BoerenNatuurVeldmedewerker Gijs van Kempen van Collectief Lopikerwaard vertelt over de nieuwe aanpak die ze hebben doorgevoerd en de eerste resultaten hiervan.
Beheermonitoring gaat volgens Van Kempen verder dan alleen het tellen van doelsoorten. “Het draait ook om het verkrijgen van inzicht in de kwaliteit van beheereenheden. Juist door de ecologische kwaliteit te monitoren, kun je werken aan het verbeteren van het habitat voor weidevogels”, legt hij uit.
Het collectief begon vorig jaar met de monitoring van de ecologische kwaliteit van plasdrassen en kruidenrijk grasland in samenwerking met Collectief Rivierenland en BoerenNatuur. Van Kempen: “De populaties van doelsoorten als grutto’s en kieviten worden ook beïnvloed door allerlei externe factoren, waar we weinig invloed op hebben. Maar de ecologische kwaliteit van een gebied is iets waar we wel direct invloed op kunnen uitoefenen.”
Gras tot kniehoogte
Met name de plasdrassen in de Lopikerwaard krijgen nu veel aandacht van het collectief. Van Kempen herinnert zich hoe ze tijdens eerdere inspecties in het veld ontdekten dat plasdrassen niet altijd in goede staat verkeerden. “Een deelnemer had bijvoorbeeld een plasdras aangelegd, die hij tot juni liet liggen. Als we dan in mei langskwamen, stond het gras tot kniehoogte. Dat maakt het voor weidevogelkuikens heel moeilijk om erdoorheen te lopen. De zonnepanelen werken ook niet goed bij zo’n hoge begroeiing.”
Bovendien bleek dat sommige plasdrassen onvoldoende water bevatten of gewoon te klein waren. “De minimumeisen voor een plasdras zijn 0,3 hectare plasdras. Dat is de minimale standaard die we aan onze deelnemers vragen.”
Ook waren er grotere plasdrassen die weliswaar wel voldeden, maar niet altijd even effectief bleken voor weidevogels om in te foerageren. Van Kempen: “We willen dat de plasdrassen daadwerkelijk meerwaarde hebben voor de vogels. Het zou zonde zijn als er een plasdras wordt aangelegd waar de vogels niets mee kunnen.”
Innovatie met tablets en foto’s
Om de monitoring efficiënter en visueel te maken, ontwikkelde het collectief een programma voor tablets waarmee veldmedewerkers eenvoudig foto’s kunnen maken van plasdrassen. Van Kempen vertelt enthousiast: “We maken foto’s van de plasdras, de slikranden, de begroeiing en het water. Dat levert prachtige beelden op die ons helpen om de ecologische kwaliteit in kaart te brengen.”
Gedurende de pilot ging het team drie keer het veld in om de plasdrassen te monitoren. In de tweede en derde ronde werd de monitoring ook uitgebreid naar kruidenrijk grasland. Tegelijkertijd werd er geëxperimenteerd met winterweiden waar schapen tot maart of april op de percelen graasden, wat volgens Van Kempen al mooie resultaten opleverde. “Daardoor ga je met heel kort gras het voorjaar in.”
Gestructureerd werken
De pilot gaf het collectief veel nieuwe inzichten. “Het is ontzettend belangrijk om gestructureerd te werken”, benadrukt Van Kempen. “Als je één foto maakt van boven, zie je natuurlijk weinig van de werkelijke situatie. Maar als we allemaal op dezelfde manier monitoren, kunnen we de resultaten beter vergelijken en verbeteren.” Daarnaast is het essentieel om niet alleen naar de plasdras zelf te kijken, maar ook naar de omgeving. Van Kempen: “Zijn er vogels in de buurt? Is het stil? Dan werkt de plasdras blijkbaar niet zoals bedoeld.”
Belangrijk is het, volgens Van Kempen, om nauw contact te houden met de deelnemende boeren over de monitoring. “Als je even belt of appt om terug te koppelen, weet de boer waar hij of zij aan toe is. Dit is geen kwestie van controleren, maar van helpen. Het moet een samenwerking zijn.”
Ambitie voor de toekomst
Collectief Lopikerwaard heeft ambitieuze doelen. “We willen de kuikenoverleving met twintig procent verbeteren. Dit gaat verder dan alleen het neerleggen van mooie beheerpakketten en het uitbetalen van boeren. De boeren moeten er ook echt iets voor doen, en die betrokkenheid creëren we met monitoring”, legt Van Kempen uit.
De boeren reageren over het algemeen positief. “Ze staan niet meteen met de hakken in het zand. Als veldmedewerker probeer je ze te helpen en samen te werken. Natuurlijk zijn er wel uitdagingen, maar zolang de boeren willen meewerken, kunnen we ze begeleiden en verder helpen.”
Van Kempen is ook een groot voorstander van het delen van kennis en ervaringen met andere collectieven. “We leren van elkaar. Als we gegevens samenbrengen, kunnen we beter begrijpen waarom bepaalde maatregelen wel of niet werken. Zo verbeteren we het beheer in de regio”, zegt hij.
In de pilot werkten ze samen met Collectief Rivierenland, waarbij ze hun bevindingen en ervaringen deelden, zodat beide collectieven elkaar konden helpen. “Daar heb ik een presentatie gegeven over onze bevindingen met de monitoring en onze pilot met winterweides. We helpen elkaar. We hebben immers allemaal de neus dezelfde kant op staan. Door gestructureerd te werken en samen te werken met andere collectieven, is er veel winst te behalen voor de natuur én de boeren.”
De pilot resulteerde in twee protocollen die collectieven kunnen helpen om meer inzicht te krijgen in de ecologische kwaliteit van hun beheereenheden. Deze protocollen zijn makkelijk te volgen en praktisch toe te passen.
Meer informatie
Meer weten over de pilot en de protocollen die daarbij te gebruiken zijn? Neem contact op met Lieneke Bakker of David Kingma van BoerenNatuur.
Tekst: Pieter Verbeek
Beeld: Collectief Lopikerwaard