Baltsende rietzanger

Zonnige toekomst voor de rietzanger in Nederland

Sovon Vogelonderzoek Nederland
20-SEP-2024 - Op steeds meer plekken in Nederland is het geschetter van rietzangers in voorjaar en zomer niet van de lucht. Na de eeuwwisseling is onze populatie ruim verdubbeld. Deze Afrikaganger staat bekend als een soort die sterk afhankelijk is van natte omstandigheden in de Sahel, maar is dat het hele verhaal?

De oorzaken van de voor- of achteruitgang van onze broedvogels liggen niet altijd in eigen land. Neem de rietzanger. Weinig andere vogels laten zo’n sterk verband zien tussen de natte omstandigheden in hun overwinteringsgebieden en hun aantallen in het broedseizoen.

Aanhoudende droogte in de Sahel tussen 1972 en 1992 deed het aantal rietzangers in Nederland kelderen. Inmiddels is de Sahel weer wat natter geworden en zien we herstel van de soort. Terwijl de vochtigheid in de Sahel de laatste drie decennia min of meer stabiel was, blijft de soort in Nederland als broedvogel in aantallen toenemen. Deze toename kan drie oorzaken hebben: er komen meer jongen uit het ei (verhoging reproductie), de overleving van de vogels neemt toe, of er is influx van vogels van elders (immigratie). Aan de hand van gegevens uit het Broedvogel Monitoring Project (BMP), ringgegevens van Constant Effort Sites (CES), waarnemingen via LiveAtlas en data over de overstromingsvlakte in de Sahel is uitgezocht wat ten grondslag kan liggen aan het succes van de rietzanger.

Zingen tot in de zomer

De eerste rietzangers arriveren tegenwoordig in de tweede helft van maart. In april volgt de hoofdmacht en is de wilde, krassende zang van de rietzanger in veel moerasgebieden, rietlanden en sloten te horen. Dan worden ook de paren gevormd. In een kleine week tijd bouwt het vrouwtje een nest van voornamelijk strootjes. Het nest bevindt zich meestal net boven de grond, in ruigtes of overjarig riet.

Van Nederlandse rietzangers zijn nestgegevens erg schaars. In de afgelopen twintig jaar werden slechts elf nestkaarten doorgegeven aan het Meetnet Nestkaarten. Onderzoek van Jaap Graveland (pdf: 781 KB) geeft echter wel een indruk van het legbegin en de broedprestaties in die periode. Destijds piekte de eileg van rietzangers van 10 tot 25 mei, waarna nog tot halverwege juli beginnende nesten werden gevonden.

Als een nest is gestart, zingen de mannetjes een stuk minder en wordt er vooral geroepen. Voor broedvogeltellers is het dan zaak om op de zachtere ‘tek’-geluidjes te letten, die meestal bedoeld zijn als contact tussen beide partners. Tot ver in juli worden zingende rietzangers gehoord, soms zelfs nog in augustus. Welk percentage van de rietzangers een tweede legsel start is niet bekend. Engels onderzoek (pdf: 1 MB) uit de jaren zeventig schatte dat een paar gemiddeld twee broedpogingen per seizoen doet. Hoe het tegenwoordig met de broedprestaties in ons land gaat, en of daar verandering in is gekomen sinds de jaren negentig van de vorige eeuw, laat zich echter raden.

Droogte in de Sahel

Vooral in de lagere delen van ons land komt de rietzanger vrijwel aaneengesloten voor. In de hogere delen in het oosten van Nederland blijft de verspreiding beperkt tot een paar plukjes, met name in het rivierengebied. Deze tweedeling heeft niet altijd zo bestaan. Voor 1970 kwam de soort ook algemeen voor in hoogveenmoerassen en vennen in bijvoorbeeld Noord-Brabant en Limburg. Vanaf die tijd kwam de rietzanger in de problemen. Het aantal atlasblokken waar rietzangers gevestigd waren, nam tussen 1970 en 2000 met 26 procent af.

Voor de oorzaak daarvan moeten we ons richten op de Sahelzone in Afrika. Die regio is van levensbelang voor overwinterende rietzangers. Ze verblijven daar vooral in de lage vegetatie van overstroomde vlaktes in de binnendelta van de rivier de Niger. De regenval die van juli tot en met september de rivieren in West-Afrika aanvult, verminderde. Als hierdoor de overstromingsvlaktes uitdrogen, is de overlevingskans een stuk kleiner voor een rietzanger. De oppervlakte van de vloedvlaktes bepaalt in sterke mate of de populatie in het volgende voorjaar in Nederland toe- of afneemt. Van 1960 tot ongeveer 1995 is een sterke samenhang te zien tussen de oppervlakte van de overstromingsvlakte in de Nigerdelta en de aantallen broedparen van de rietzanger in het volgende broedseizoen.

Aantal vierkante kilometers overstromingsvlakte in de binnendelta van de Niger (blauwe kolommen/linker y-as) en het geïndexeerde aantal broedparen van de rietzanger in het daaropvolgende broedseizoen (oranje lijn/rechter y-as)

Toename

Vanaf begin jaren negentig van de vorige eeuw kwam de regen weer terug in de Sahel en begon ook het aantal rietzangers in Nederland te stijgen. Vanaf 1995 gebeurt er echter iets opvallends. Het sterke verband tussen neerslag in de Sahel en rietzangers in Nederland begint namelijk te verminderen. Terwijl de neerslagsituatie in de Nigerdelta min of meer stabiel blijft (en ook niet meer op het oude niveau van voor 1972 komt), nemen de aantallen rietzangers in Nederland nog steeds toe, al is duidelijk zichtbaar dat de aantallen nog steeds de pieken en dalen in de trend van de overstromingsvlakte blijven volgen. Voor de oorzaak hiervan is het zinvol om naar de omstandigheden in eigen land te kijken.

Moerasontwikkeling

Een veel genoemde oorzaak van de toename van rietzangers in Nederland sinds 1995, is de toename van geschikt areaal door moerasontwikkeling. Dit speelt niet alleen de rietzanger in de kaart,  ook andere moerasvogels doen het de laatste jaren goed. Dat zijn met name de soorten van struiken, ruigten en jonge moerasbossen. Een goed voorbeeld hiervan is de blauwborst, waarvan nu meer dan zeven keer zoveel paren in ons land broeden in vergelijking met 1984. Vogels die strikt gebonden zijn aan riet hebben het juist moeilijker door het verdwijnen van rietkragen, waardoor met name overjarig riet een schaars goed geworden is. Een soort als de grote karekiet is dan ook sterk afgenomen in de afgelopen drie decennia. De rietzanger is, in weerwil van zijn naam, minder afhankelijk van dat riet. 

Eerder terug uit Afrika

Een andere oorzaak voor het succes van de rietzanger zou in klimaatverandering kunnen liggen. In vergelijking met halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw, blijkt dat rietzangers steeds eerder terugkeren uit hun overwinteringsgebieden. Waar veertig jaar geleden de eerste vogels in april terugkeerden, is in LiveAtlas zichtbaar dat de terugkeer nu al in maart op gang komt. Doordat de soort eerder aankomt, zou het aantal succesvolle eerste legsels – die doorgaans groter zijn – kunnen toenemen en kunnen ook meer tweede legsels succesvol zijn. Hierover ontbreken echter goede gegevens uit het meetnet Nestkaarten.

Uit CES-gegevens blijkt echter geen stijging van de reproductie-index. Sterker nog, deze is stabiel of zelfs licht afgenomen sinds 1996. Ook de overleving van zowel de adulten als de eerstejaars vogels laat geen stijging zien. Cijfers van de BTO uit het Verenigd Koninkrijk die teruggaan tot 1948 laten overigens ook geen vervroeging van het legbegin zien.

Verschuiving van het broedgebied

Een alternatieve verklaring kan zijn dat het broedareaal van de rietzanger door klimaatverandering wat noordelijker opschuift. De broedgebieden in Nederland worden aangevuld met vogels van elders. In dat geval zouden de aantallen in het noorden meer moeten stijgen dan het zuiden. De broedvogeltrend in Zweden is in ieder geval positief. Ook in Noord-Duitsland is sinds 1990 een duidelijke positieve trend te zien. De Franse populatie nam na 1994 toe en stabiliseerde zich rond de millenniumwisseling.

Hierbij is het interessant om de Europese kaartbeelden uit de eerste Europese broedvogelatlas uit de jaren tachtig van de vorige eeuw te vergelijken met die van de tweede atlas uit de periode 2013-2017. Hierin is duidelijk zichtbaar dat aan de zuidelijke rand van het verspreidingsgebied de soort is verdwenen en er in het noorden broedgebied is bijgekomen. Overigens is ook in het uiterste noorden van Schotland en in Lapland broedgebied verdwenen.

Veranderingskaart van de rietzanger in Europa op basis van gegevens uit de eerste (gegevens verzameld vanaf 1970 en gepubliceerd in 1997, EBBA 1) en tweede Europese broedvogelatlas (gegevens verzameld tussen 2013-2017, EBBA 2). Oranje hokken geven aan waar de soort is verdwenen en blauwe hokken waar deze is verschenen

Zonnige toekomst

De populatie van de rietzanger neemt in Nederland nog steeds in aantal toe, hoewel de snelheid van deze toename inmiddels wat afzwakt. In veel moerassen zijn de aantallen inmiddels gestabiliseerd, maar in andere gebieden zet de toename nog door. Zo zien we in veel agrarische gebieden, waar de soort zich kan redden in brede sloten met rietkragen, nog snelle toenames. Ook in de zoete rijkswateren neemt de rietzanger in aantal toe. Nationaal Park Weerribben-Wieden blijkt relatief gezien het belangrijkste gebied voor de rietzanger in Nederland. De laatste jaren waren hier ongeveer drieduizend paren te vinden. In de meest ideaal ingerichte gebieden van het nationale park kan de dichtheid toenemen tot meer dan één territorium per hectare, wat in april en begin mei ongetwijfeld tot een fenomenaal koor van baltsende rietzangers zal leiden.

Verschil in rietvogels

Het succes van de rietzanger weerspiegelt zich niet automatisch in andere soorten die in rietmoerassen leven. Waar bij de blauwborst een vergelijkbare toename te zien is in de afgelopen jaren, blijven de aantallen van de kleine karekiet stabiel. Bij deze soort hoeven we overigens ook geen toename te verwachten, omdat er geen herstel optreedt. Hier is de reproductie het meest bepalend voor de trend.

Broedvogeltrends van rietzanger (oranje), kleine karekiet (rood) en blauwborst (blauw) vanaf 1984

De blauwborst floreert daarentegen. Deze vogel is veel minder kieskeurig in de keuze van zijn overwinteringsgebieden en is daarmee niet sterk afhankelijk van de regensituatie in de Sahel. Bij deze soort zien we al vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw een toename, terwijl de rietzanger het toen nog moeilijk had.

Meer informatie

  • Dit artikel verschijnt in de septembereditie van Sovon-nieuws, het kwartaalblad van Sovon Vogelonderzoek Nederland. 

Tekst: Marcel Wortel, Albert de Jong en Chiel Boom, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Leadfoto: Harvey van Diek
Grafieken: Sovon Vogelonderzoek Nederland
Kaartje: European Breading Bird Atlas