Levende doden #2: Lange zonnedauw
SoortenNLSommige soorten zijn van nature zeldzaam, maar ook zeldzame soorten horen erbij. Lange zonnedauw groeit in levend hoogveen en voedt zich met vliegjes en andere insecten. Hoogveen is een voedselarm, maar daardoor soortenrijk systeem. Zo werkt evolutie: als het niet voor het oprapen ligt, moet je iets slims bedenken om toch aan voedsel te komen. Voedselarme systemen zijn soortenrijk omdat ze een beroep doen op de creatieve intelligentie van de natuur. Zonnedauw lokt insecten met een kleverige zoetstof op zijn bladeren. Zodra een vliegje of een juffertje erop landt, blijft het kleven en klapt de plant de val dicht. Als het voedsel niet uit de grond komt, zul je het uit de lucht moeten halen.
In tegenstelling tot wat sommigen u willen doen geloven, is Nederland niet van nature voedselrijk maar voedselarm. We hadden in Nederland ooit tien miljoen hectare levend hoogveen met daarin eindeloos veel rondbladige zonnedauw en in mindere mate ook lange zonnedauw. Maar omdat we negentig procent van het hoogveen hebben opgestookt, is de achteruitgang van beide planten fors. Van de tienduizend hectare die over is, is slechts honderd hectare nog in goede staat. Precies één procent van wat het ooit was. En dan zie je dat de minder kritische rondbladige zonnedauw op veel plekken nog te zien is, terwijl de lange zonnedauw zo goed als verdwenen is.
Terwijl in de Tweede Kamer met groot dedain gesproken wordt over de laatste restjes levend hoogveen, zijn de ecologen en vrijwilligers bezig om deze planten niet alleen in kaart te brengen, maar ook in wetenschappelijke zin te begrijpen zodat we heel precies kunnen doorgronden wat ervoor nodig is om ze in leven te houden.
Je kunt je natuurlijk afvragen waarom je dat zou doen. Waarom willen we lange zonnedauw als je ook nog die rondbladige hebt? Daar kun je een esthetisch, een moreel en een wetenschappelijk antwoord op formuleren. Je kunt lange zonnedauw gewoon mooi vinden, of intelligent en waardevol. Kijk nou, wat een slimmerik! Het morele argument is: wie ben ik om met mijn honger naar nog meer geld het bestaansrecht weg te nemen van een schepsel van God / de natuur? Het wetenschappelijke argument is dat er zoiets bestaat als onbekende onbekenden. We weten veel minder dan we denken.
Veel ecologen leggen het belang van biodiversiteit uit aan de hand van het Jengaspelletje: de toren waar je blokjes uit moet halen tot hij valt. Je weet nooit welk blokje de val zal veroorzaken, maar als je blokjes blijft wegnemen, gaat hij geheid een keer vallen. Zo werken ecosystemen ook: er zijn kantelpunten. Er komt een moment dat een systeem in elkaar stort: we hebben voorbeelden van woestijnvorming, van meren die ineens giftig zijn geworden en de meeste plagen zijn niets anders dan manifestaties van systemen uit balans. Het is in Nederland dagelijks zichtbaar. Akkervogels zijn verdwenen, maar onze graslanden zitten ramvol ganzen.
Daarom is het van belang om systemen zo compleet mogelijk te houden – hoe completer, hoe robuuster. Hoe robuuster, hoe meer ruimte er is voor ons mensen. Dat is een mooie paradox: eigenlijk zouden liefhebbers van (economische) activiteiten met een negatieve impact op de natuur ervoor moeten zorgen dat natuurgebieden groot, robuust en onderling verbonden zijn. Dan is het incasseringsvermogen groot genoeg om de negatieve impact te incasseren. Daarvoor moeten we dan niet zo min mogelijk maar juist zoveel mogelijk soorten beschermen.
Omgekeerd werkt het ook: hoe meer gebieden en hoe meer soorten je schrapt, hoe moeilijker het is om het laatste restje in leven te houden. Het is dé reden dat we in Nederland een stikstofcrisis hebben: we doen op papier zo min mogelijk aan natuur en in de praktijk zelfs dat niet. Op iedere nieuwe crisis reageren we met het verder naar beneden bijstellen van de doelen, die we vervolgens niet halen omdat het verlagen van de ambitie de natuur alleen maar verder verzwakt. We zijn als een obesitaspatiënt die moe wordt van bewegen en daarom maar minder beweegt in de hoop dat het dan beter zal gaan. En dan gaat het op een zeker moment zo slecht dat gezondheid als ‘niet realistisch’ of zelfs ‘ontwrichtend’ wordt bestempeld.
Levende dodenGeen land ter wereld weet zoveel van haar natuur als Nederland. Tegelijk gaat geen land ter wereld er zo slecht mee om. Omdat de overheid het systematisch laat afweten, is natuurbescherming afhankelijk geworden van de inzet van talloze vrijwilligers. Er zijn soorten die onmiddellijk uit Nederland zouden verdwijnen als zij hun inspanningen staken. Om de twee weken portretteert Sander Turnhout een planten- of diersoort voor wie ‘het lot van de dodo’ dreigt. Dit portret is ook verschenen op De Groene Amsterdammer. |
Tekst: Sander Turnhout, SoortenNL
Foto's: Jeroen Willemsen; Ludwig Volbeda