Zeldzaam: derde kraamkolonie ruige dwergvleermuis ooit in Nederland gevonden
Bureau Viridis, Natuurmonumenten, ZoogdierverenigingHet onderzoek
Tijdens een inventarisatie van de vleermuissoorten en hun verblijfplaatsen op vier van de ‘s-Gravelandse buitenplaatsen nabij Hilversum is op 12 juni 2024 een groot onderzoek uitgevoerd. Opdrachtgever Natuurmonumenten wil met dit onderzoek de basis leggen voor een pilot soortmanagementplan en overkoepelende vergunning voor bos- en lanenbeheer.
De buitenplaatsen zijn voor het onderzoek opgedeeld in twaalf secties en evenveel vleermuisexperts hebben de hele nacht rondgefietst met vleermuisdetectors en warmtebeeldcamera's. Tijdens de ronde werden diverse bijzondere verblijven gevonden van watervleermuizen en rosse vleermuizen. Vlak voor het ochtendgloren nam Wiegert Steen van Ecologisch adviesbureau Viridis veel zwermgedrag bij een kale dode boomstam waar. Op het moment dat vleermuizen na het jagen terugkomen bij de verblijfplaats, vliegen ze meerdere rondjes voor de ingang voordat ze uiteindelijk naar binnen vliegen. Dat zwermgedrag is voor onderzoekers -zeker bij een grotere groep vleermuizen- een handige indicatie voor een verblijf. Als het om veel dieren tegelijk gaat in de periode dat de vrouwtjes jongen hebben kán het ook duiden op een kraamverblijf. In zo’n verblijf verzamelen vrouwtjesvleermuizen zich om hun jongen te krijgen en te zogen.
Atypische waarneming
Vleermuizen worden bij dit type onderzoek vaak herkend aan hun sonar. De onderzoekers gebruiken dan speciale apparatuur om de ultrasone geluiden hoorbaar te maken. Het geluid dat Wiegert hoorde, leek bijzonder veel op dat van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), een zeer algemene soort. Het ging hier echter om zwermgedrag van meerdere tientallen dieren bij een boom en gewone dwergvleermuizen kennen we in Nederland als een echte gebouwbewonende soort (bijvoorbeeld in de spouwmuur of achter het dakbeschot). Zou het dan om ruige dwergvleermuizen (Pipistrellus nathusii) kunnen gaan die nét even een ander geluid laten horen vanwege het door de begroeiing besloten gebied? En zou het dan ook nog eens kunnen gaan om een kraamkolonie? Je durft het bijna niet hardop te denken.
Vervolgonderzoek: meten is weten
Diezelfde avond is er een uitvliegtelling uitgevoerd. Tijdens een uitvliegtelling wordt er geteld hoeveel dieren er vanaf zonsondergang uit de betreffende holte vliegen. Het bleek om 54 dieren te gaan. In veel gevallen vormt een hoog aantal dieren in een verblijf een indicatie dat er een kraamkolonie aanwezig zou kunnen zijn. Er zat maar één ding op: zo snel mogelijk uitsluitsel krijgen over de soort én de functie van de verblijfplaats. Daarom is er binnen één dag een onderzoeksvoorstel gemaakt, in overleg met Natuurmonumenten en de Zoogdiervereniging. Daar werd vervolgens snel een klap op gegeven; we gaan ervoor. Om de vragen te kunnen beantwoorden moesten er vleermuizen worden gevangen. Dat mag alleen met een speciale vergunning en het vangen wordt altijd uitgevoerd door een team specialisten. Met haardunne netten werd op de buitenplaats een val gespannen waar hopelijk een vleermuis in zou vliegen. En jawel hoor, na enkele uren wachten was het raak!
Warmtebeeldcamera-opnames van vleermuizen die zwermen (gezamenlijk rondvliegen) rond de verblijfplaats (Bron: Wiegert Steen)
De ontdekking bevestigd!
Vleermuisonderzoekster Natasja Groenink leidt de vangsessie en haalt de vleermuis uit het vangnet dat in de buurt van de betreffende boom staat. Al eerder was elders op het landgoed een mannetje ruige dwergvleermuis gevangen. Leuk, maar die zochten we niet. Het doel was een vrouwtjesvleermuis waarvan duidelijk is dat ze zogend is (borstvoeding geeft). De gevangen vleermuis blijkt ook in dit geval een ruige dwergvleermuis te zijn. Met enige opwinding bevestigt Natasja dat het bij deze vangst om een vrouwtje gaat. Maar ze is klein, veel kleiner dan een volwassen dier. De afmetingen van de nog amper doorgekomen tanden en de doorzichtige epifyse (de vingerkootjes, zie afbeelding) bevestigen het: dit is een jonge ruige dwergvleermuis! Daarmee is de ontdekking van de derde kraamkolonie van deze soort in dertig jaar tijd een feit!
De ruige dwergvleermuis in Nederland
Nederland kent achttien verschillende soorten vleermuizen waarvan drie soorten horen bij de dwergvleermuisfamilie Pipistrellus. De meest voorkomende soort is de gewone dwergvleermuis. De ruige dwergvleermuis komt veel minder voor, maar is wel verspreid over heel Nederland. We kennen de verspreiding van ruige dwergvleermuizen voornamelijk door geluidswaarnemingen van vliegende dieren of kleine bezette verblijfplaatsen in gebouwen, bomen of vleermuiskasten. Dit betreffen tot nu toe in vrijwel alle gevallen mannen die in Nederland verblijven in afwachting van de komst van de vrouwen in het najaar. Het grootbrengen van de jongen door de vrouwengroepen speelt zich meestal niet in Nederland af. Het zwaartepunt van de verspreiding van kraamkolonies in Europa ligt vooral in de laaglanden van Noord-, Noordwest- en Centraal-Europa. Bekende gebieden voor kraamverblijfplaatsen zijn de Baltische Staten, Polen, Wit-Rusland, Rusland en delen van Scandinavië. De ruige dwergvleermuizen uit deze gebieden leggen iedere winterperiode duizend tot wel tweeduizend kilometer af om in West-Europa te kunnen overwinteren. De vrouwen gebruiken dan de verblijfplaatsen van de mannen die tijdens de migratieperiode bijvoorbeeld in Nederland verblijven. De paring van deze soort vindt dan plaats. De pas ontdekte kraamkolonie is dus behoorlijk bijzonder voor Nederland. Tot nu toe waren er twee eerdere ontdekkingen van kraamkolonies. In 1994 door Kees Kapteyn en Peter Lina in een hoekhuis in Noord-Holland. Recenter is de vondst in Overijssel van Theo Douma en Daniël Tuitert die in 2017 een kraamkolonie troffen in een dode eik waarvan enkel de stam nog overeind stond. Gezien de afstand tot deze locaties staat de huidige vondst dus op zichzelf.
Over de soortDe ruige dwergvleermuis (Pipistrelllus nathusii) is een vrij kleine vleermuis, met een gewicht van 6 tot 15,5 gram en een spanwijdte van 23 tot 25 centimeter. Deze vleermuis heeft een wat wollige bruine vacht op de rug en een buik die crèmewit is (koffie met melk). De ruige dwergvleermuis lijkt veel op de gewone dwergvleermuis, maar verschilt op een aantal karakteristieke punten. Het gezicht van de ruige dwergvleermuis is, evenals de armen, lichter van kleur en daardoor minder contrasterend met de vacht. De brede wangen en grote kraalogen maken het een vriendelijk uitziende vleermuis. |
Hoe nu verder?
De aanleiding om de gebieden te laten onderzoeken is tweeledig. Tim van den Broek, boswachter ecologie bij Natuurmonumenten: “Bij het beheer van onze bossen en lanen worden we steeds vaker geconfronteerd met ingewikkelde en langlopende vergunningstrajecten wanneer er bomen gekapt moeten worden. Dit komt door de leeftijdsopbouw van ons bomenbestand en de veiligheid van bezoekers die door het risico van vallende takken of bomen in het geding komt. Om te voorkomen dat we iedere keer een individuele boom of laan moeten onderzoeken, hebben we gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak. Hierdoor hoeven we in de toekomst hopelijk niet iedere keer apart onderzoek te doen én krijgen we veel meer informatie over de aanwezige vleermuizen in meerdere buitenplaatsen. Dat is hard nodig, want de kwaliteit van de natuur staat onder druk en de vondst van deze kolonie toont aan hoe belangrijk oude structuurrijke bossen zijn voor de Nederlandse vleermuizen.” De informatie die het onderzoek oplevert, draagt bij aan het maken van keuzes in beheer en verjonging van deze bossen, zodat het leefgebied voor de toekomst behouden blijft.
Tekst: Erik Broer onder redactie van: Natuurmonumenten; Bureau Viridis; Zoogdiervereniging
Foto's: Erik Broer; Johann Prescher
Video: Wiegert Steen, Bureau Viridis
Illustratie: Geological Stories van J.E. Taylor (London, England: Gibbings & Company, Limited, 1904)