De wasbeer en soortspecifieke meldpunten
ZoogdierverenigingWasberen zijn opportunistische, omnivore roofdieren met een nachtelijke leefwijze. Volwassen dieren worden rond de zestig centimeter lang, met een gewicht tot twaalf kilo. Ze vervullen een vergelijkbare rol in het ecosysteem als inheemse soorten als de vos, de das en de boom- of steenmarter. Het voorkeurshabitat in natuurlijke omgeving is loof- en gemengd bos in de buurt van water.
Leefwijze van de wasbeer
Deze zeer adaptieve soort heeft zich ook aangepast aan leven in de buurt van mensen. In stedelijk gebied is de wasbeer zo succesvol dat de dichtheden hier meer dan tien keer zo hoog kunnen liggen dan in bosgebieden. In bosgebieden worden dichtheden waargenomen tot acht individuen per vierkante kilometer en op het platteland vijf per vierkante kilometer. In steden en dorpen kunnen de dichtheden oplopen tot honderd individuen per vierkante kilometer. Daar benutten wasberen voornamelijk voedsel afkomstig van mensen (zoals vuilniszakken, GFT-bakken en composthopen). In een meer natuurlijke omgeving is het dieet zeer divers en verschilt het sterk afhankelijk van de omgeving en het aanbod.
In Noord-Amerika staan wasberen bekend als nestrovers van grondbroedende vogels, maar ook planten, insecten, amfibieën, reptielen, kleine zoogdieren en vogels staan op het menu. Het voortplantingsseizoen begint vroeg in het jaar en loopt door tot eind augustus. Per vrouwtje worden ongeveer 3 tot vijf jongen geboren. Na vier maanden zijn de jongen zelfstandig. De vrouwtjes vormen vaak samen met de moeder een sociale groep en de mannetjes vertrekken nadat ze geslachtsrijp zijn. Deze jonge mannetjes kunnen honderden kilometers afleggen tijdens hun zoektocht naar een eigen territorium en kunnen hierdoor snel nieuwe gebieden koloniseren.
Introductie in Europa
De wasbeer is voor het eerst Europa binnengekomen door uitzettingen in de periode tussen 1934 en 1940 in centraal, Noord- en Oost-Duitsland. De eerste introducties in het wild waren onder andere geplande acties van de Pruisische jachtautoriteiten om de fauna rondom de Edersee te verrijken. Hierna volgde een gestage uitbreiding vanuit deze bronpopulaties. Ook in andere landen werden wasberen met opzet vrijgelaten als jachtwild en ontsnapten er dieren uit aanwezige pelsboerderijen.
De eerste decennia na zijn introductie kwam de wasbeer voornamelijk in lage dichtheden voor, maar in de periode tussen 1995 en 2015 is de populatie in Duitsland enorm in omvang toegenomen, wat is af te leiden uit de afschotcijfers. In 1995 en 1996 werden gemiddeld honderd wasberen geschoten per jachtlicentie, wat toenam tot 3400 (!) in 2015 en 2016. Dit soort vertraagde exponentiele populatiegroei wordt vaker waargenomen bij geïntroduceerde (exotische) zoogdierpopulaties. Het gevolg van dit, vooralsnog slecht verklaarbare fenomeen, is dat een soort zich in de eerste decennia na introductie ongezien verspreidt, in lage dichtheden aanwezig is, waarna ‘opeens’ een explosieve exponentiele groei optreedt. Hierdoor lijkt een populatie gedurende een lange tijd ‘onder controle’, tot de exponentiele groei inzet. In deze exponentiële groeifase blijkt het vaak erg lastig om de groei te remmen met maatregelen.
Tweede Europese wasbeer-colloquium
In april 2024 heeft in Italië het tweede Europese colloquium over de wasbeer plaatsgevonden. Hierbij zijn experts vanuit heel Europa samengekomen om kennis en ervaringen te delen met betrekking tot het omgaan met wasberen als invasieve exoot. Uit deze bijeenkomst kwamen onder ander naar voren dat er relatief weinig studies zijn die een negatief effect van wasbeer op inheemse diersoorten laten zien. Met de huidige aantallen en dichtheden lijkt de impact van wasberen op meer algemene soorten beperkt door het zeer gevarieerde dieet. Daardoor is de kans klein dat een specifieke prooisoort sterk wordt beïnvloed. Verschillende dieetstudies laten ook zien dat lokale wasbeerpopulaties zich wel tijdelijk kunnen specialiseren op een specifieke prooisoort. Bij hoge wasbeerdichtheden kan dit leiden tot het lokaal uitsterven van zeldzame soorten. Met name watergebonden soorten met gefragmenteerde populaties zoals kreeftachtigen en amfibieën zijn hier gevoelig voor.
Verspreiding van zoönosen
De verspreiding van zoönosen als wasberenspoelworm door de wasbeer lijkt beperkt in Europa. Het grootste effect van wasberen als invasieve exoot blijft het conflict met mensen in stedelijk gebied. Door de hoge dichtheden die de soort op deze plekken kan bereiken kan de overlast groot zijn.
Uit diverse studies blijkt ook dat het zeer lastig is om wasbeerpopulaties in de exponentiele groei fase compleet te verwijderen. Dit is alleen gelukt bij geïsoleerde populaties in Italië en Frankrijk, terwijl op andere locaties populaties aanwezig blijven of zelfs groeien. Vooralsnog zijn er nog geen populatiemodellen beschikbaar om vast te stellen welke beheerinspanning nodig is om een populatie te verminderen of eventueel zelfs uit te roeien. Vroeg ingrijpen, voordat de populatie de exponentiele groeifase kan bereiken, is waarschijnlijk de meest effectieve methode van beheersing.
Wasberen in Nederland
De wasbeer is in 1960 voor het eerst in Nederland waargenomen. Ook hier bleef het, net als in Duitsland, lang bij schaarse waarnemingen gedurende de eerste decennia. Sinds omtrent 2015 is er in Limburg sprake van populatievorming, met een zwaartepunt rondom Maastricht en Sittard. De Sittardse populatie bleek na genetisch onderzoek voort te komen uit een lokale introductie, terwijl eerder werd aangenomen dat alle wasberen vanuit Duitse of Belgische populaties kwamen. De wasberen rondom Maastricht en in het Geuldal lijken overigens wel van Belgische origine, al moet dat nog wel genetisch worden bevestigd.
Globaal verspreidt de wasbeer zich vanuit het zuidoosten van Nederland richting het noordwesten. Er zijn tegenwoordig waarnemingen bekend uit alle provincies, naast Limburg worden de meeste waarnemingen gedaan in Noord-Brabant, Gelderland, Drenthe en Overijssel. Dit is ook te zien in de geografische verspreiding van de waarnemingen uit het wasberenmeldpunt.
Soortspecifieke meldpunten
Sinds het lanceren van het wasberenmeldpunt in 2019 zijn er 887 meldingen binnengekomen. Het meldpunt bestaat uit een eenvoudig invulformulier dat voor iedereen toegankelijk is. Binnengekomen meldingen worden door de Zoogdiervereniging gevalideerd. De meldingen worden beoordeeld en ingedeeld in een van vijf categorieën: niet te beoordelen, onjuist, mogelijk, waarschijnlijk of zeker. De categorie 'zeker' is gereserveerd voor waarnemingen waarbij bewijsmateriaal wordt geleverd, maar veel waarnemers lukt het niet om een foto of filmpje te maken. Bij deze gevallen wordt aan de hand van de beschrijving van de waarneming een inschatting gemaakt in welke categorie een waarneming valt. Na deze validatie bleven er 498 zekere en waarschijnlijke waarnemingen over. De verspreiding van deze waarnemingen per provincie is te zien in onderstaande figuur.
Ter vergelijking: bij Waarneming.nl zijn in dezelfde periode (september 2019 tot en met april 2024) 154 goedgekeurde waarnemingen binnengekomen. De toegevoegde waarde van het meldpunt zit hem vermoedelijk in het aanspreken van een nieuwe groep waarnemers, die niet actief zijn op een digitaal platform voor natuurwaarnemingen. Het meldpunt is soortspecifiek, waardoor de website snel wordt gevonden wanneer iemand op wasbeer zoekt in een zoekmachine, en laagdrempelig genoeg om snel een melding te kunnen doen. Hierdoor wordt een grote groep ‘nieuwe’ waarnemers bereikt en is er een actueel beeld van de aanwezigheid van wasberen in Nederland.
Meer informatie
- Wil je ook een exotisch zoogdier melden? Bezoek dan een van de meldpunten: het wasberenmeldpunt, het meldpunt exotische eekhoorns of het muntjakmeldpunt.
- Dit artikel is verschenen in de nieuwsbrief Kijk op Exoten. Meld je aan om vier keer per jaar deze nieuwsbrief te ontvangen of bekijk eerder verschenen nummers.
Tekst: Vincent Elders, Zoogdiervereniging
Foto: Wikimedia Commons (leadfoto: wasbeer)
Figuren: Stope; NDFF; Zoogdiervereniging