bruinesuikerzwam

Klontjes determineren (niet) voor beginners

Nederlandse Mycologische Vereniging
6-MRT-2024 - Willem Roos is nog niet lang lid van de Nederlandse Mycologische Vereniging, maar hij deed op een van zijn eerste excursies al een leuke vondst. In de duinen vond op een dood dennentakje trillende klontjes. Een trilzwam dus, en vermoedelijk was het de niet algemene Bruinesuikerzwam. Maar om zeker te zijn van de naam, moest de microscoop eraan te pas komen.

Omdat validatie (het goedkeuren van een gedetermineerde naam) zonder microscoop werd betwijfeld, bracht Willem Roos de trilzwam naar de districtcoördinator. Het bleek inderdaad een Bruinesuikerzwam (Exidia saccharina) te zijn.

Bruinesuikerzwammen komen voor op naaldhout en groeien min of meer over het dode naaldhout heen. De Bruinesuikerzwam is 0,5 tot maximaal 2,0 millimeter dik en kan tot wel 7 centimeter lang worden, zoals bij onze vondst. Beginnende vruchtlichamen zijn eerst klein glazig lichtbruin en gelatineus en vergroeien daarna met naburige vruchtlichamen. De bovenzijde is meestal hersenachtig geplooid met scherpgekante tot afgeronde plooien die soms uitgroeien tot brede lobben. Ze hebben wel wat van een bruin gekleurde Zwarte trilzwam (Exidia plana). Ook kan verwarring optreden met soorten uit het trilzwamcomplex Tremella foliacea sl (Bruine trilzwam sl). Daarvan komt Tremella foliacea sensu Spirin et al. 2018 ook op naaldhout voor. Deze soort heeft meer bladvormige uitgroeisels maar die zijn bij jongere exemplaren soms niet duidelijk te zien.

Bruinesuikerzwam komt het meest voor in Scandinavië en Europa, maar is ook te vinden in noordelijke delen van Azië en Noord-Amerika, en zelden in Afrika en Zuid-Amerika.

Bruinesuikerzwam

Glibberig werkje

Sporen van de Bruinesuikerzwam

Het valt niet mee om een goed preparaatje te maken van een trilzwam want er bestaat niets zo glibberig als het materiaal waar een soort zoals de Bruinesuikerzwam uit bestaat. Indien het je lukt om de sporenvorm en maten daarvan te bekijken, heb je succes en kan je de soort determineren. 

Het is misschien taaie kost, maar er zit daarom niets anders op dan je op de hoogte te stellen van deze kennis om zeker te zijn van een juiste determinatie. De Bruinesuikerzwam heeft knakworstvormige sporen van circa 15-25 micrometer lang, terwijl de Bruine trilzwam die ook op naaldhout voorkomt (Tremella foliacea sensu Spirin) min of meer ronde sporen sporen bezit van circa 9-11 bij 6-8 micrometer. Microscopisch zijn er nog enkele andere verschillen, zoals de zuigorgaantjes (haustoriën). Maar kennis van de vorm en maten van de sporen volstaan voor validatie.

Tekst en foto’s: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging