Ode aan het Viltig judasoor als taaie overlever
Nederlandse Mycologische VerenigingHet Viltig judasoor (Auricularia mesenterica) is een taaie overlever die het jaar rond kan worden gevonden. Jammer dat niet meer organismen deze eigenschap bezitten zou je denken, maar zo simpel is het ook weer niet. De consolevormige hoedjes houden het zeer lang uit onder soms droge en soms warme tot zeer warme zomerse omstandigheden. Ze verdrogen dan: ze voelen hard en scherp aan en zien eruit alsof alle leven eruit is geweken. Als het daarna weer gaat regenen, worden ze opnieuw elastisch en rubberachtig. De hoedjes veren weer op om door te gaan met de sporenvorming. Een soort die blijkbaar uitgerust is om onze klimaatopwarming te overleven.
Hoewel de hoedjes er kwetsbaar uit zien, zijn ze het niet. We hebben de afgelopen weken flink wat regen te verduren gehad en enkele nachten ook enkele graden vorst. Het maakt voor het Viltig judasoor niet zoveel uit met wat voor zomerse of winterse omstandigheden de soort te maken krijgt. Het lukt deze paddenstoel telkens weer om er uiteindelijk toch weer fris bij te staan.
Het Viltig judasoor neemt al enige decennia flink toe in aantal, niet ondanks de klimaatopwarming maar blijkbaar dankzij dit fenomeen. Tot aan 1995 was de soort in Nederland 'slechts' bekend uit 49 atlasblokken. Van 1990 tot 2023 is de soort al toegenomen tot 680 atlasblokken en de verwachting is dat het Viltig judasoor in de toekomst nog wel meer zal toenemen. Het Viltig judasoor lijkt nauwelijks last te hebben van verzuring, vermesting en verdroging, en de klimaatopwarming werkt bij deze soort tot nu toe juist positief. Viltig judasoor wordt daarnaast beschouwd als een kosmopolitische paddenstoel. Kortom: deze trilzwam kun je in deze tijd zonder enige twijfel betitelen als een succesvolle soort. Mooi meegenomen, dat ze ook nog mooi is om te zien. Vooral de kleurverschillen van de vele golvende consooltjes zijn opvallend en kenmerkend!
Het Viltig judasoor (Auricularia mesenterica) behoort tot de trilzwammen (Tremelloid). Ze leven saprotroof op stammen, stobben en stronken van loofbomen. Het meest op Iep (Ulmus), maar ook op Populier (Populus), Beuk (Fagus), Es (Fraxinus) en zeldzamer op andere loofbomen. Ze zijn vooral te vinden op voedselrijk zand en kleibodems. In hout veroorzaakt de paddenstoel witrot. Meerdere hoedjes zitten breed op het substraat tot een grootte van enige decimeters en meer. De hoedjes zijn concentrisch gezoneerd, streperig viltig en wit- of bleekgrijs tot olijfbruin van kleur, soms groenig door algen. De rand is dik en vlezig onder vochtige omstandigheden. De onderzijde is aderig en elastisch, rubberachtig en voor circa de helft korstvormig over het substraat groeiend. De kleur van het vlees is purperbruin, soms wit geworden door de sporen. Bij droogte is de paddenstoel hard en scherp.
Materiaal van het zogenaamde Auricularia mesenterica-complex uit Europa, China en Brazilië zijn bestudeerd. Dit leidde tot twee nieuwe soorten: A. orientalis en A. brasiliana. Deze werden beschreven vanuit het soortencomplex op basis van zowel morfologische kenmerken als moleculair bewijs.
Tekst en foto’s: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging