De gladde slang is te onderscheiden van de adder door de ronde pupil, de duidelijk slankere bouw en een vlekken- of streeptekening in plaats van een duidelijke zigzagtekening. Ook hebben gladde slangen een langere staart. Zelden wordt deze slang langer dan 65 centimeter. De gladde slang bewoont vooral droge heideterreinen maar ook hogere delen van hoogveengebieden, open bossen en jonge aanplant op de zandgronden. Ze voelen zich helemaal thuis op de zand- en hoogveengronden, maar van de klei willen ze niks weten. De soort kan ook voorkomen op kalkgraslanden en in groeven, in Nederland zien we dat op de Sint Pietersberg. De gladde slang leeft vooral van jonge nestmuizen en hagedissen. Een andere slang wordt ook niet versmaad. Ze zijn niet giftig en ook niet agressief. Als je van een metertje afstand het dier bekijkt, is er niets aan de hand.
Gladde slangen zijn actief van april tot en met september. Doorgaans zoeken ze in de loop van oktober hun winterverblijven op. Ze overwinteren in allerlei holletjes in de bodem. Zodra ze in april ontwaken, gaan ze na een korte periode van uitgebreid zonnen op zoek naar een partner om zich voort te planten. De soort is eierlevendbarend, dit houdt in dat ze de eieren uitbroeden in het moederlichaam. Het aantal jongen varieert van twee tot dertien, meestal zijn het er zo’n vijf tot zeven. De jongen komen tussen eind juli en half september ter wereld.
Verspreiding
Het verspreidingsgebied van deze slang omvatte ooit grote delen van de hogere zandgronden in ons land. De soort is nu aanwezig in Drenthe, Friesland, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Op dit moment komt het grootste deel van de populatie voor op de Veluwe. In de regio’s waar de soort voorkomt, is de verspreiding vaak beperkter en meer versnipperd dan voor 1950. Op een enkele plek in Nederland vormt de gladde slang één populatie met de slangen in Duitsland en België.
Bedreiging en bescherming
De gladde slang heeft op de Rode Lijst de status bedreigd. Deze soort is beschermd volgens de Wet Natuurbescherming. De gladde slang is in sommige gebieden niet zeldzaam, maar door zijn verborgen levenswijze wordt hij door veel mensen zelden of nooit gezien. Dit zorgt er ook voor dat de gladde slang moeilijker te monitoren is. Hiervoor worden vaak – uiteraard in nauwe afstemming en met toestemming van de terreineigenaar – kunstmatige schuilplekken aangeboden, bijvoorbeeld golfplaatjes of dakpannen. Dat vergroot de kans om ze te kunnen vinden. De grootste bedreigingen voor deze soort zijn landschapsversnippering; aantastingen van het habitat door bijvoorbeeld overmatige stikstofdepositie; dichtgroeien van heide, hoogveen, bosranden en bermen; te intensief of grootschalig beheer; klimaatverandering en verdroging. Van enkele gebieden is bekend dat recreatie en verkeer voor grote aantallen slachtoffers zorgen.
Inmiddels is echter ook veel kennis opgedaan waarmee deze soort sterk vooruit geholpen kan worden. Het gaat om allerlei succesvolle inrichtings- en beheermaatregelen, maar ook om kennis over goede faunapassages en schermen. In diverse gebieden zien we de gladde slang zich, na inrichting en het voeren van een goed beheer, uitbreiden in voorheen ongeschikt terrein.
Iedere week staat een plant, dier of schimmel centraal in De week van … Het is een initiatief van SoortenNL, hét kennisnetwerk voor wilde planten en dieren van Nederland. Een netwerk van organisaties die toegepast onderzoek doen en natuurgegevens verzamelen met hulp van duizenden vrijwilligers voor de bescherming van soorten en hun leefgebieden. Met die gegevens ontwikkelen we kennis over de staat van de natuur en verbeteren we beheer, beleid en betrokkenheid. |
Tekst: Max Schutte, RAVON en SoortenNL
Foto’s: Jelger Herder
Kaart: NDFF