Expeditie Murnauer Moos: ecologische hotspot als referentiekader voor samenwerking boer en natuur
BosgroepenHet Murnauer Moos is een veengebied van ongeveer vierduizend hecatre in Zuid-Duitsland. Het ligt in een laag bekken waar na de laatste ijstijd een smeltwatermeer is ontstaan. Hierin heeft zich laagveen gevormd. Doordat dit laagveenmoeras in het voorjaar door smeltwater werd overstroomd, was het lastig te ontginnen. Natuurlijke veenvormende processen zijn daardoor beperkt verstoord, waardoor op dit laagveen ongeveer twee meter hoge hoogveenkoepels zijn ontstaan. Vanuit deze hoogveenkoepels ontstonden stroompjes die deels werden gevoed vanuit de mineraalrijke ondergrond, maar ook door afstromend regenwater vanaf de koepels. Hierdoor ontstonden weer zogenaamde overgangs- of doorstroomvenen.
Ecologische hotspot als historisch en actueel referentiekader
Ecologisch gezien leidt dit binnen korte afstand tot zowel voedselarme als tot voedselrijke, permanent natte milieus. De voedselrijke delen liggen vooral langs de randen, waar het veen in contact komt met de mineraalrijke omgeving. De nagenoeg ongestoorde hydrologische en bodemkundige situatie hier leidde tot een heuse ecologische hotspot voor natte Europese vegetaties en soorten zoals galigaan, veenbloembies, breed wollegras en moerasparelmoervlinder. Belangrijk is dat de eeuwenlange samenwerking tussen mens (boeren) en natuur hier is blijven bestaan. Het gebied vormt daarom zowel een historisch als actueel referentiekader voor beheer- en beleidsopgaven. Een aantal ecologen van de Bosgroepen bezocht het gebied begin september en sprak ook met lokale beheerders, waaronder een ecoloog en een biologische en circulaire boer.
Historische samenwerking boer en natuur
De boeren uit de omgeving van dit veengebied hebben van oudsher rechten om het te gebruiken als hooiland. De voedselarme hoogveenkoepels bleven ongemoeid, want daar viel niets te halen. De door mineraalrijk grondwater gevoede randen (trilveen) daarentegen leverden in beperkte mate hooi (kruidenrijke delen) en vooral streuwiesen (stalstrooisel) op voor de boeren. In tegenstelling tot in Nederland bleef de mechanisering van de landbouw vanwege de slechte draagkracht van het trilveen beperkt. De zeis is vervangen door éénassers met dubbelsnijdende messenbalken. Rupsmaaiers zijn hier door hun zware gewicht niet aan de orde.
Gesloten kringloop bij biologisch melkveebedrijf
Onder ander de bij ons verdwenen moerasparelmoervlinder heeft een bloeiende populatie in het Murnauer Moos, dankzij maatwerk in beheer. De waardplant blauwe knoop wordt boven het bladrozet afgemaaid, waardoor eieren en rupsen worden gespaard. De boeren ontvangen voor het specifieke maaibeheer een extra bonus vanuit de beheersubsidie. Een van de boeren heeft 22 hectare streuwiesen geïntegreerd in zijn melkveebedrijf met vijfentwintig koeien. Hij gebruikt het strooisel in een grup- en potstal. Na rijping van de stalmest wordt deze over de kruidenrijke graslanden gestrooid. Met uitzondering van biologisch krachtvoer is de kringloop gesloten en heeft het melkveebedrijf het predicaat biologisch. Een aantal bedrijven in het gebied werkt al generaties lang – vanaf 1700 – op deze wijze.
Geen schaalvergroting maar aanvullende subsidie
De schaalvergroting en constante hoge investeringen in stallen en machines zijn uitgebleven in het Murnauer Moos. De boeren kunnen hier rondkomen met vijfentwintig melkkoeien en aanvullende natuursubsidie voor het hooien van zeggemoerassen en hooilanden in het laagveen van het Moos. Een aansprekend voorbeeld van landbouw geïntegreerd in natuurbeheer, met bijkomend een gunstige biologische afzet van melk en vlees.
Tekst: Harm Smeenge, Fons Eysink en Jaap Bouwman, Bosgroepen
Beeld: Harm Smeenge, Bosgroepen (leadfoto: zicht op het Murnauer Moos); Jaap Bouwman, Bosgroepen