Mopsvleermuizen onder losse schors

Terugblik op een unieke vondst: de eerste kraamkolonie mopsvleermuis in Nederland

Zoogdiervereniging
7-SEP-2023 - Eind juni werd tijdens vleermuisonderzoek in de omgeving van Winterswijk een mopsvleermuis gevangen. Omdat het een zogend vrouwtje betrof, is het dier van een zendertje voorzien. Dit leidde tot de vondst van een kraamverblijfplaats. Een waar unicum: nooit eerder werd in Nederland een verblijfplaats vastgesteld, noch bewijs voor voortplanting waargenomen. In dit artikel lees je het hele verhaal.

Tijdens wintertellingen zijn tot begin jaren negentig enkele mopsvleermuizen (Barbastella barbastellus) aangetroffen, daarna leek de soort uit Nederland verdwenen. Vanaf 2017 worden geluidswaarnemingen gedaan in Zeeuws-Vlaanderen. Een verblijfplaats in Nederland, laat staan een kraamverblijfplaats, was niet bekend. Over de grens in het Belgische Waasland zijn tot op heden vier kraamverblijven gevonden. In Duitsland, net over de grens bij Winterswijk, zijn al langer kraamverblijven van mopsvleermuizen bekend.

Kenmerkend uiterlijk

De mopsvleermuis is een middelgrote vleermuis met een donkerbruine tot zwarte vacht met lichte haarpunten. De soort heeft een typisch gedrongen snuit met naar voren gerichte neusopeningen die lijkt op die van een mopshondje, vandaar de naam. Verder heeft de mopsvleermuis opvallende, eveneens naar voren gerichte, brede oren die aan de basis aan elkaar vergroeid zijn. Aan de buitenrand van het oor zit een kenmerkend rond uitsteeksel. De echolocatie is typisch tweetonig. Het eerste deel is relatief luid en met een batdetector hoorbaar rond 32 kilohertz, het tweede deel is zachter en heeft een piekfrequentie rond 40 kilohertz.

Overwinterende mopsvleermuis

Verblijfplaatsen en landschapsgebruik

De mopsvleermuis is een typische bewoner van bosrijke gebieden en kleinschalig beboste landschappen. Bossen waar de soort voorkomt, zijn vaak oud met veel dode bomen en kennen een structuurrijke ondergroei. Landschapselementen, zoals houtwallen en lanen, vormen belangrijke verbindingen tussen bosgebieden. Als typische vleermuissoort van oude bossen is het niet gek dat de mopsvleermuis graag in bomen huist en opvallend vaak in dode bomen. Ze verblijven dan bijvoorbeeld in boomholten, maar het liefst achter loshangende schors. Ook gebouwen kunnen als verblijfplaats dienen. Ze begeven zich meestal achter luiken, die wel iets weg hebben van loshangende schors. Mannetjes verblijven vaak solitair, terwijl de vrouwtjes in de zomer kraamgroepen van enkele tot tientallen dieren vormen. De dieren wisselen vaak dagelijks van verblijfplaats, maar kraamgroepen van zogende vrouwtjes doen dit minder vaak. Een hoog aanbod van dit soort plekken op een relatief klein oppervlakte is dus een belangrijke vereiste van het leefgebied. Mopsvleermuizen jagen namelijk relatief dicht bij hun kraamverblijfplaatsen.

Tijdens de winter gebruikt de mopsvleermuis eveneens bomen voor zijn winterslaap. Typisch voor deze soort is de hoge koudetolerantie. Vanwege de prooivoorkeur voor nachtvlinders, die in de winter relatief veel aanwezig zijn vergeleken met andere vliegende insecten, kan de mopsvleermuis ook in de winter jagen. Tijdens koudere periodes zoekt de mopsvleermuis meer beschutte, ondergrondse verblijven op om te overwinteren, zoals forten, kelders en mergelgroeven. Opvallend vaak overwinteren ze dan in de buurt van uitgangen, dikwijls de koudste plekken. Zelfs als hier de temperatuur korte tijd onder het vriespunt komt, vindt de mopsvleermuis het geschikt voor zijn winterslaap.

Kraamkolonie bij Winterswijk

Tijdens de eerste nacht van het onderzoek* werd de mopsvleermuis gevangen in een bosgebied ten oosten van Winterswijk, op circa een kilometer afstand van de Duitse grens. Omdat het een zogend vrouwtje van een zeer bijzondere soort betrof, is besloten het dier van een zendertje te voorzien. Na contact met de Zoogdiervereniging waren alle administratieve vereisten binnen een uur geregeld. Vervolgens is de mopsvleermuis ‘s nachts gevolgd door een speciaal hiervoor ingerichte volgauto met een antenne op het dak. Op minder dan een kilometer van de vangplek vloog de mopsvleermuis naar haar verblijfplaats: hier verbleef ze achter loshangende schors van een Amerikaanse eik in een bos op particulier terrein.

In de hierop volgende dagen werd de mopsvleermuis dagelijks opgespoord. Na twee dagen bleek ze te zijn verhuisd naar een bosgebied in de buurt. Hier verbleef de mopsvleermuis eveneens achter loshangende schors van een dode Amerikaanse eik op een hoogte van ongeveer dertien meter, opnieuw in particulier eigendom. Omdat hier wel betredingstoestemming werd verkregen, kon in de avond de koloniegrootte worden bepaald. Met behulp van warmtebeeldcamera’s en batdetectors werden in totaal zeven uitvliegende mopsvleermuizen geteld. Na ongeveer een uur keerden alle individuen weer terug naar hun verblijfplaats, waarschijnlijk om de daar aanwezige jongen te zogen, die ook op de warmtebeeldcamera’s werden gezien. Het is het eerste bewijs van een kraamverblijfplaats en voortplanting van de mopsvleermuis in Nederland!

*Onderzoek kraamverblijven

In opdracht van de Zoogdiervereniging is van 26 tot 28 juni onderzoek uitgevoerd in de omgeving van Winterswijk met als doel het vinden van kraamverblijfplaatsen van bosvleermuis (Nyctalus leisleri), Brandt’s vleermuis (Myotis brandtii) en vale vleermuis (Myotis myotis). Hiervoor zijn gedurende drie nachten op in totaal twaalf locaties mistnetten geplaatst, om te proberen bovenstaande vleermuissoorten te vangen en zogende vrouwtjes te voorzien van een zendertje. Door gezenderde individuen te volgen is het mogelijk kraamverblijfplaatsen op te sporen en vervolgens te beschermen en monitoren. Het onderzoek werd uitgevoerd door Stichting Vleermuizen Vangen, met een subsidie die de Zoogdiervereniging ontving van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Twee vragen staan centraal: Welke maatregelen zijn effectief voor vleermuissoorten in de bebouwde omgeving? En welke landelijke monitoring werkt het beste voor specifieke soorten? Het onderzoek richt zich op soorten die geraakt worden door de energietransitie. De mopsvleermuis heeft hier waarschijnlijk minder last van. Deze bijzondere gelegenheid was echter een unieke kans om meer over dit zeldzame dier te leren.

Mopsvleermuizen verblijven graag achter losse schors

Voorkomen in Nederland en aangrenzende landen

De mopsvleermuis komt wijdverspreid voor in Europa, maar bijna nergens in hoge dichtheden. Op de Rode Lijst van de IUCN staat de soort als ‘kwetsbaar’. Met name in West-Europa is hij zeldzamer en staat hij onder druk. Hier nemen de aantallen dan ook af. Nederland vormt de noordwestelijke grens van het verspreidingsgebied van de mopsvleermuis in Europa. Bij ons is het altijd een zeldzame soort geweest. Het voorkomen was tot voor kort vrijwel beperkt tot Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. Waarnemingen in Nederland betroffen hoofdzakelijk overwinterende dieren. In de Zuid-Limburgse mergelgroeven werden tot 1983 per winter één tot maximaal elf exemplaren geteld. In Zeeuws-Vlaanderen overwinterden van 1981 tot 1994 vrijwel elk jaar enkele exemplaren in een ruïnekelder in Sluis. Waarnemingen buiten de winterperiode waren uiterst schaars en stammen uit 1943 (Mook), 1950 (Sint-Michielsgestel), 1980 (’s-Gravenhage) en 1992 (Sluis). Omdat er in Nederland na 1993 geen mopsvleermuizen zijn waargenomen, werd de soort als uitgestorven beschouwd. De vreugde was dan ook groot toen in 2017, na 24 jaar afwezigheid, de mopsvleermuis werd herontdekt in Nederland, opnieuw in Zeeuws-Vlaanderen. Sinds 2017 worden in de bosgebieden rondom Sint Jansteen jaarlijks mopsvleermuizen waargenomen met behulp van batdetectors en opnameapparatuur. Verblijfplaatsen in deze regio zijn tot dusverre niet gevonden, waardoor de soort tijdens het samenstellen van de recentste Rode Lijst (2020) als ‘dwaalgast’ is opgenomen en niet verder is beschouwd. Vlak over de grens in het Belgische Waasland zijn dankzij intensieve zoekinspanningen echter meerdere kraamkolonies bekend en wordt de aldaar aanwezige populatie van ongeveer zeventig vrouwtjes jaarlijks gemonitord.

Ook nabij Winterswijk, vlak over de grens in Duitsland, zijn meerdere kraamkolonies van mopsvleermuizen bekend. Het was daarom niet ondenkbaar dat de mopsvleermuis in de regio van Winterswijk zou kunnen voorkomen.

Bescherming en monitoring

Dat er nu een kraamkolonie mopsvleermuizen bekend is in Nederland geeft aanleiding tot een gerichte bescherming en monitoring. In Nederland spreekt men van een gevestigde kolonie als er tien jaar lang voortplanting is geweest en dan pas kan de soort worden opgenomen op de Rode Lijst. Nu is dus hét moment om dat nader te onderzoeken. Vanzelfsprekend roept de vondst vervolgvragen op. Voor een effectieve bescherming is het bijvoorbeeld belangrijk om te weten of de mopsvleermuis op nog meer plaatsen rondom Winterswijk voorkomt en er ook overwintert. Omdat mopsvleermuizen vaak wisselen van verblijfplaats en er uitwisseling van individuen plaatsvindt tussen kraamkolonies, is het denkbaar dat er in de regio nog onbekende kraamverblijfplaatsen zijn en dus meer mopsvleermuizen leven.

De soort is opgenomen in Bijlage II van de Europese Habitatrichtlijn, een speciale beschermingsstatus die voorschrijft Natura 2000-gebieden aan te wijzen voor de mopsvleermuis. In Nederland zijn deze gebieden nog niet aangewezen, maar het strekt tot aanbeveling om dit beleid door te voeren. In de tussentijd kan het leefgebied actief worden beheerd en beschermd ten gunste van de soort. Belangrijk is dat dood hout blijft staan in bossen. Vanwege de hoge lichtschuwheid is het wenselijk nachtelijk kunstlicht in jachtgebieden en vliegroutes te vermijden of tot een minimum te beperken. Het ophangen van vleermuiskasten kan het aanbod van verblijfplaatsen verbeteren. Net over de grens in Duitsland blijkt dit een effectieve maatregel en hier maakt de mopsvleermuis er graag gebruik van. Samenwerking tussen Duitse en Nederlandse beleidsmakers, natuurbeheerders en vleermuisonderzoekers is wenselijk voor een toekomstige bescherming van de mopsvleermuizen in deze grensoverschrijdende regio.

Zoogdier herfst 2023

Dankwoord

Het onderzoek is uitgevoerd door Stichting Vleermuizen Vangen en was mogelijk dankzij de inspanning van ruim twintig vrijwilligers. We zijn de terreinbeheerders Het Geldersch Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer dankbaar voor de toestemming om hun terreinen te mogen onderzoeken. Daarnaast danken we Christian Giese voor informatie over de mopsvleermuizen in aangrenzend Duitsland en het mogen gebruiken van zijn foto’s.

Zoogdier

Dit artikel is ter beschikking gesteld door de redactie van Zoogdier. Zoogdier is het populairwetenschappelijk kwartaalblad van de Zoogdiervereniging en Natuurpunt. Leden van de Zoogdiervereniging krijgen Zoogdier automatisch thuisgestuurd. Leden van Natuurpunt kunnen korting krijgen op een abonnement op Zoogdier. 

In Zoogdier worden artikelen gepubliceerd over zoogdieronderzoek en -bescherming van soorten die in Nederland en Vlaanderen (kunnen) voorkomen. Daarnaast ook over activiteiten die worden ondernomen door werkgroepen van de Zoogdiervereniging (Nederland) en Natuurpunt (Vlaanderen).

Tekst: Joris Verhees, Douwe van der Ploeg en Wieneke Huls
Foto's: Christian Giese (leadfoto: mopsvleermuizen achter losse schors van boom); Joris Verhees; Zoogdiervereniging