Welke kant moeten vogeltrektellers opkijken?
Sovon Vogelonderzoek NederlandNoordwaarts
In juni zijn trekvogels in drie categorieën in te delen. Er zijn vogels die nog arriveren, zoals de wielewaal, kwartel, bosrietzanger, gierzwaluw, wespendief en woudaap. Een deel van deze vogels is nog jong. Dit zijn vogels die vorig jaar zijn geboren en deze zomer nog niet geslachtsrijp zijn. Ze hebben daarom geen haast om vroeg in het voorjaar naar de broedgebieden te vliegen en het beste plekje te bevechten. Bij gierzwaluwen verkennen de jongere vogels in juni bijvoorbeeld de potentiële broedplekken, zodat ze volgend jaar weten wat een geschikte broedplaats is.
Zuidwaarts
Er zijn ook vogels die al in juni naar het zuiden trekken. Ze zijn al klaar met broeden of het zijn jonge vogels die grote afstanden af kunnen leggen. Een van de soorten die in juni al een duidelijke ‘extra’ trekgolf heeft is de spreeuw. In maart vliegen de meeste spreeuwen noordoostwaarts richting hun broedgebieden. De tweede piek, van half juni tot begin juli, bestaat voornamelijk uit jonge vogels die vermoedelijk uit Oost-Europa komen en die zuidwestwaarts zwerven. Zo werden er op 11 juni een kleine 20.000 spreeuwen geteld op trektelpost De Vulkaan nabij Den Haag. De laatste en grootste trekgolf komt vanaf eind september tot eind november. Dat is de massale najaarstrek waarbij vogels naar hun overwinteringsgebieden vliegen. De spreeuw is de talrijkste trekvogel in Nederland.
Ruitrek
Daarnaast doen sommige soorten, zoals grote Canadese ganzen en casarca’s, aan ruitrek. Na het broedseizoen vliegen de volwassen vogels die geen jongen hebben (omdat ze nog niet broeden of omdat hun broedpoging mislukt is) naar gebieden elders om hun slagpenveren te ruien. Doordat ze veel vleugelveren tegelijk ruien, zijn ze enkele weken niet goed in staat om te vliegen. Om deze kwetsbare periode te overbruggen kiezen ze veilige plekken om te verblijven. Begin juni is het een komen en gaan van grote Canadeze ganzen. Ze komen uit omringende Europese landen naar Nederland en er vertrekken tegelijkertijd ook veel Nederlandse exemplaren naar plekken elders in Europa. Bij Hamburg is er bijvoorbeeld een bekende ruiplek voor Nederlandse grote Canadese ganzen. Bekende ruiplekken van casarca’s in Nederland zijn het Eemmeer, Ventjagersplaten, Lauwersmeer en De Kreupel in het IJsselmeer. Hier verblijven vele honderden vogels in juli en augustus. Met name in juni en eind augustus worden ze op trektelposten gezien. Dankzij ring- en zenderonderzoek van Werkgroep Casarca Nederland is bekend dat een groot deel van deze ruiende casarca’s afkomstig is uit broed- en overwinteringsgebieden in Duitsland en Zwitserland.
Tekst: Hugo Wieleman, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto's: Arjan Boele
Grafiek: Trektellen.nl