Wanneer vertrekken kanoeten in het voorjaar uit de Waddenzee?
NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der ZeeHet weekend na Koningsdag heeft Lameris de gezenderde kanoeten losgelaten op het Wad, niet ver van het NIOZ op Texel. Nu houdt hij de gegevens die hij binnenkrijgt van de radiozenders nauwlettend in de gaten. De vraag is wanneer ‘zijn’ kanoeten precies naar het noorden vertrekken. Hij legt uit wat hij verwacht: “We willen achterhalen in hoeverre het moment waarop de kanoeten vertrekken, wordt bepaald door hoeveel eten ze hebben kunnen vinden. Hoe meer eten, hoe zwaarder ze zijn en hoe beter hun conditie om de trek te overleven.”
Opvetten voor vertrek
Kanoeten zijn grote steltlopers die met hun snavel eten zoeken op het wad, vooral schelpen zoals nonnetjes. De kanoeten die hier overwinteren trekken in het voorjaar naar het arctische gebied in het oosten van Canada, tegenover Groenland. Ter voorbereiding op de trek moeten de vogels vetreserves aanleggen. Dat doen ze pas een paar weken voor vertrek, want het extra gewicht heeft ook nadelen. Als ze dikker zijn, kunnen ze namelijk minder goed vluchten voor roofdieren zoals slechtvalken. Vanaf ongeveer half april gaan ze meer eten en beginnen ze met ‘opvetten’. Hun gewicht neemt in een paar weken toe van ongeveer 130 gram naar bijna 200 gram.
Drie groepen Kanoeten
Lameris heeft de kanoeten die ‘meedoen’ aan het onderzoek afgelopen winter gevangen op Griend, een zandplaat in de Waddenzee. Ze zijn in drie groepen verdeeld, die elk een situatie nagebootst kregen met een grotere of kleinere voedselbeschikbaarheid. Daarvoor werd de tijd die ze konden eten verlengd of beperkt. Lameris legt uit hoe dat werkte: “De eerste groep kon 24 uur per dag eten. Veel meer dan in het wild, waar ze alleen bij laag water kunnen foerageren. De tweede groep kon 12 uur per dag eten. Dat lijkt meer op de natuurlijke situatie waarin er twee keer per dag zo’n zes uur lang laag water is. De derde groep kreeg zes uur per dag te eten, dus zij hadden een kortere tijd om te eten dan in een natuurlijke situatie.”
Zoals verwacht werden de kanoeten vanaf half april dikker. De dieren uit de eerste groep namen het snelst toe in gewicht, met wel vier gram per dag. Op het moment van vrijlaten zijn ze zwaarder dan de kanoeten in het wild. Alleen de dieren in de groep met de minste voedselbeschikbaarheid namen nog niet in gewicht toe. “Dat is niet erg voor deze vogels”, vertelt Lameris. “Ze hebben genoeg tijd om alsnog op te vetten. Het is nu de vraag of er een verschil is tussen de drie groepen. Welke blijven nog in de Waddenzee? En blijven ze in de buurt van Texel, of trekken ze naar een ander deel van de Waddenzee? Maar de belangrijkste vraag is wanneer ze precies vertrekken naar het noorden. Vorig jaar zagen we dat de lichtste vogels inderdaad als laatste weggingen.”
Piepkleine zendertjes
Veel onderzoek naar trekvogels wordt gedaan met gps-zenders, maar kanoeten zijn daarvoor te klein. Lameris gebruikt daarom twee kleinere soorten radiozenders. Voor het vrijlaten heeft hij ze op de rug van de kanoeten geplakt, tussen de vleugels. Een kleine, flexibele antenne steekt uit achter de staart. Deze zenders, die vanzelf weer van de vogel vallen in het najaar, werken met twee netwerken. Ze werken alleen op plekken waar antennes staan. In het westen van de Waddenzee is dat het WATLAS-netwerk van het NIOZ. Signalen van de tweede zender worden ontvangen door een internationaal netwerk: MOTUS. Dat heeft onder andere ontvangst op de Nederlandse en Duitse Wadden.
Vogels volgen
Op het moment dat de kanoeten werden vrijgelaten, kon Lameris ze op zijn telefoon direct volgen met de WATLAS-zenders. “Het is altijd een spannend en mooi moment om vogels vrij te laten”, vertelt hij. “We lieten ze in drie gemengde groepen weg, zodat de vogels die even zwaar zijn niet bij elkaar bleven. Allemaal zetten ze een paar stappen op het wad, en vlogen daarna direct weg. Richting een grote groep steltlopers die verderop aan het foerageren waren.” Met het WATLAS-netwerk volgt Lameris de vogels zolang ze in de buurt van Texel zijn. Het moment waarop ze wegtrekken – in een strakke lijn naar het noorden, meestal ’s avonds – haalt hij later uit de data van de andere zenders. Op dit moment, zo’n 3 weken na het loslaten, hebben veel vogels de Waddenzee al verlaten.
Timing is van groot belang
Hoe eerder de kanoeten in het broedgebied zijn, hoe groter het broedsucces. Maar een succesvolle trek is afhankelijk van de voorbereiding en dus van de voedselbeschikbaarheid hier in het wintergebied. Door klimaatopwarming – die in het arctisch gebied sneller gaat – moeten de kanoeten eerder beginnen met broeden en dus eerder wegtrekken. Worden ze hiervoor misschien beperkt door de hoeveelheid voedsel? Uit de gegevens van vorig jaar blijkt dat de dikste vogels niet eerder weggaan dan soortgenoten die niet geholpen werden met opvetten. Maar de lichtste vogels gaan wel anderhalve week tot twee weken later weg.
Dit jaar wil Lameris meer data verzamelen om te onderzoeken of er ook verschil is in de richting waarin de kanoeten vertrekken. Het lijkt erop dat de zwaardere vogels vaker een directe vlucht naar IJsland maken, terwijl lichtere vogels eerst nog opvetten in de Duitse waddenzee voordat ze naar het noorden vliegen.
De Waddenzee en haar bewoners beter beschermen
Lameris vertelt dat dit soort onderzoek ons niet alleen meer leert over kanoeten, maar ook kan helpen in de bescherming van deze vogel en de Waddenzee. “Het is belangrijk om te weten hoe kanoeten gebruikmaken van de Waddenzee. De waarde van een natuurgebied voor vogels wordt niet alleen bepaald door de oppervlakte, maar ook door de kwaliteit. Kanoeten moeten hier genoeg voedsel kunnen vinden om te kunnen migreren naar hun broedgebieden, en al helemaal als ze zich moeten aanpassen aan een vroegere lente door klimaatopwarming. Het is een van de vogelsoorten die echt afhankelijk is van de Waddenzee. Als we beter begrijpen hoe vogels de Wadden gebruiken, kunnen we het gebied én de vogels veel beter beschermen.”
Tekst en beeld: Thomas Lameris, NIOZ