
Duinen en konijnen – een perfect duo
Staatsbosbeheer“Konijnen horen bij de duinen”, zegt Staatsbosbeheer-ecoloog Bernd van Kuijk. “Soms hoor je dat ze hier ooit door mensen zijn geïntroduceerd. Dat klopt niet. We weten inmiddels dat ze al voor de laatste ijstijd in Nederland te vinden waren. Door die ijstijd zijn ze naar het zuiden getrokken, maar toen het klimaat weer opwarmde zijn ze weer teruggekomen. Deels uit zichzelf en deels met behulp van mensen.”
Vanaf halverwege vorige eeuw is de konijnenpopulatie sterk in aantal afgenomen. Ziektes waren de oorzaak – vooral myxomatose decimeerde het aantal konijnen. Eind vorige eeuw kwam daar Rabbit Haemorrhagic Disease (RHD1) bij, en later RHD2, ook een zeer dodelijk virus. “Die virussen circuleren nog steeds. Myxomatose is inmiddels wel minder dodelijk, maar het komt nog steeds voor dat een konijnenpopulatie op een bepaalde plek al jaren groeit en dan toch zomaar ineens vrijwel wordt weggevaagd.”
Grazen en graven
Voor het ecosysteem van de duinen zijn konijnen een belangrijke schakel. Bernd noemt hiervoor twee redenen: grazen en graven. “Ze houden vooral van kruidige plantjes, jonge grassen en kiemplantjes van bijvoorbeeld duindoorn en bomen. Juist die grassen en duindoorn kunnen in de duinen snel overwoekeren en andere – kwetsbare – soorten verdringen. Het landschap wordt dan soortenarmer en verruigt. Een voldoende hoeveelheid konijnen voorkomt dat. Maar dat geldt alleen als het nog om jonge planten gaat. Als de plantjes ouder worden neemt het vezelgehalte toe en kunnen de konijnen ze niet meer verteren. Dus als de dichtheid konijnen niet hoog genoeg is kunnen ze niet tegen de jonge aanwas op eten en dan gaan die ruwe grassen en struiken domineren.”
Graven zorgt voor verstuiving
Zand moet stuiven in de duinen. Dat zorgt voor een kalkrijke overpoedering die typische duinsoorten als kleverige reigersbek, gegroefde veldsla en groot duinsterretje hard nodig hebben. Konijnen hebben met hun graafgedrag een directe positieve invloed op die verstuiving. Ze graven niet alleen holen en burchten, maar ook kleinere oppervlakkige graafplekken. Waarom ze dat doen, weten we niet precies, zegt Bernd. “Misschien is het territoriumgedrag of misschien is het simpelweg om te oefenen met graven. Maar feit is dat de holen en graafplekken vaak het beginnetje van een stuifkuil zijn.”
En konijnen hebben nog meer invloed op de biodiversiteit. “Zo worden hun oude holen als broedplaats gebruikt door bijvoorbeeld tapuiten en bergeenden. De teruggang van de konijnen speelt ook een rol bij het vrijwel verdwijnen van de tapuit in Nederland. En – ook niet onbelangrijk – ze zijn ook een goede prooi voor predatoren als de vos, de blauwe kiekendief en de hermelijn.”
Breng ze terug
Als konijnen zo belangrijk zijn voor de duinen, lijkt de oplossing vrij voor de hand liggend: breng ze terug. Maar zo eenvoudig is dat niet volgens Bernd. “Door de afname van konijnen, is het landschap veranderd. Met dichte begroeiing en minder korte vegetaties is het automatisch minder geschikt voor ze. Een teveel aan stikstofneerslag heeft dat effect versterkt. Ze moeten voldoende jonge sappige planten te eten hebben, genoeg plekken om te graven en ook begroeiing om te schuilen. Ze kunnen een gezond duin-ecosysteem in stand houden, maar ze kunnen het niet creëren.”
Toch is het wel de moeite waard om te proberen. Meer konijnen in een gebied krijgen kan op drie manieren: de bestaande populatie laten groeien, konijnen bijplaatsen of opnieuw introduceren. “Dat eerste heeft natuurlijk de voorkeur. Dat gebeurt ook op veel plekken. Als er nog konijnen leven, is de beste manier te proberen het gebied zo te verbeteren dat de populatie weer groeit. Op veel plekken langs de Nederlandse kust krijgen duinen weer meer bewegingsvrijheid. Dat komt het hele duin-ecosysteem ten goede en ook konijnen kunnen daarvan profiteren.”
Konijnen bijgeplaatst op Vlieland
Bijplaatsen of opnieuw introduceren is ingewikkelder. Ook dat gebeurt op meerdere plekken in Nederland door verschillende organisaties. Zo heeft Staatsbosbeheer begin 2023 konijnen op Vlieland bijgeplaatst. “Je moet zorgen dat het leefgebied geschikt is met (kunst)burchten en voldoende mogelijkheden om te schuilen, zoals takkenbossen. Er moet ook voldoende geschikt voedsel voor ze zijn. Daarnaast is het belangrijk dat je geen nieuwe konijnen in een bestaande populatie introduceert. Dat levert veel stress op. De uit te zetten konijnen kun je dus het best een plek geven op enige afstand van de bestaande populatie.”
Voorzichtig succesvol
Na twee jaar lijkt het experiment op Vlieland voorzichtig succesvol. “De officiële tellingen wijzen op een lichte stijging van het aantal konijnen. Maar boswachters vertellen ze wel weer vaker te zien tijdens hun dagelijkse werk. En we zien ook meer sporen. Dat zou op een grotere toename kunnen duiden.”
Ook als het lukt om konijnen zich weer op meerdere plekken in de duinen te laten thuis voelen, is succes niet gegarandeerd. “Er kan jarenlang een mooie toename zijn, waardoor je echt verandering in de duinen gaat zien. Maar dat kan ook zomaar ineens weer afgelopen zijn. De verplaatste konijnen worden getest op de virussen of krijgen een vaccin. Maar dat maakt hun nageslacht helaas niet immuun. Als myxomatose, RHD1 of RHD2 na een paar jaar hun weg naar de populatie weten te vinden – meestal via muggen – dan ben je een groot deel zo weer kwijt. Maar wie weet zwakken de virussen steeds meer af. Dat gebeurt wel met myxomatose. Dit geeft voor de toekomst hoop op een duurzaam herstel van de konijnenpopulaties. We hebben vooral ook een beetje geduld nodig.”
Tekst en foto's: Staatsbosbeheer