Kempense heidelibel vindt nieuw leefgebied
De VlinderstichtingDe Kempense heidelibel is in Nederland altijd een zeldzame soort geweest. Hij heeft dan ook een hele specifieke voorkeur. Kempense heidelibellen houden van ondiepe wateren die in de herfst droogvallen en pas in het late voorjaar weer water krijgen. Normaal vallen ondiepe plassen natuurlijk in de zomer droog en lopen ze in de herfst weer vol water. Daar zijn de meeste andere heidelibellen dan ook aan aangepast. Gebieden die in de winter droog zijn, maar in het voorjaar vol water lopen, komen van nature in Nederland niet voor, maar wel in berggebieden waar in het voorjaar de sneeuw smelt. Dit zijn precies de plekken waar de Kempense heidelibel van nature voorkwam. Veel van deze plekken zijn tegenwoordig ontwaterd doordat er sloten zijn gegraven om het water af te voeren. Deze natuurlijke vindplaatsen zijn dan ook erg zeldzaam geworden. Gelukkig zijn ook nieuwe plekken ontstaan die ’s winters droog zijn. In Zuid-Europa zijn het rijstvelden die in de zomer onder water staan, maar voor de oogst droog worden gezet. Hier wordt dus kunstmatig eenzelfde situatie gecreëerd: nat in de zomer en droog in de winter.
In zowel de Nederlandse als Belgische Kempen, de plek waar de soort voorkwam en waaraan hij de naam Kempense heidelibel te danken heeft, heb je geen bergen en geen rijstteelt. Hier was een ander kunstmatig systeem waar de Kempense heidelibel een plekje vond, visvijvercomplexen. Bij het kweken van vis begin je met viskuit en vislarven. Deze zet je in het voorjaar uit in een vijver waar ze op kunnen groeien. Uiteraard wil je niet dat er nog een paar grotere vissen van het vorige jaar in zitten; dan blijft er van je jonge visjes niet veel over. De oplossing hiervoor is de vijvers in de winter droog te leggen en ze pas weer in het voorjaar, voor de jonge visjes erin gaan, vol te laten lopen. Hiermee is dus ook een leefgebied voor de Kempense heidelibel ontstaan. Veel van deze visvijvercomplexen zijn echter niet meer in gebruik. De Kempense heidelibel staat dan ook als met uitsterven bedreigd op de Vlaamse Rode Lijst en er worden nog maar weinig waarnemingen gedaan in de Nederlandse Kempen. In 2013 werd een aantal Kempense heidelibellen gevonden in de Weerribben. Hier is geen rijstteelt, zijn geen bergen en ook geen visvijvers, dus dit was onverwacht.
Het voorkomen was in 2013 heel beperkt, maar is de jaren daarna sterk toegenomen. Op dit moment is de Kempense heidelibel in de Weerribben in enorme aantallen aanwezig, en in een aantal gebieden is het de talrijkste libel in de nazomer. Dit komt door de rietteelt die hier plaatsvindt. De percelen worden in de zomer onder water gezet zodat het riet goed groeit. In de winter worden ze drooggemaakt zodat het riet geoogst kan worden en kan drogen. Hierdoor ontstaat een systeem met dichte vegetatie en ondiep water in de zomer en is het droog in de winter. Rietteelt vindt hier al heel lang plaats, maar de Kempense heidelibel kwam hier vroeger niet voor. Het is waarschijnlijk dat het gebied eerder niet geschikt was; de waterkwaliteit is de laatste decennia sterk verbeterd. De Kempense heidelibel heeft dus zijn oorsprong in berggebieden, maar is via de rijstvelden in Zuid-Europa en de visvijvers in de Kempen in de laagveenmoerassen terechtgekomen.
Net als het kweken van vissen in de Kempense visvijvers is de teelt van riet in Nederland economisch weinig aantrekkelijk geworden. Om het bijzondere landschap van de Wieden en Weerribben met veel veenmosrietlanden in stand te houden, wordt de rietteelt nu gesubsidieerd. Hier profiteert de Kempense heidelibel dus ook van.
Tekst: Roy van Grunsven, De Vlinderstichting
Foto's: Christophe Brochard (leadfoto: Kempense heidelibel); Roy van Grunsven