Ondanks droogte veel paddenstoelen in Bergen (NH) door vernieuwing beukenlaan
Nederlandse Mycologische VerenigingBij het renoveren van de oude beukenlaan waren oude Beuken door redelijk forse, nieuwe vervangen. Door het uitblijven van voldoende neerslag waren er ternauwernood paddenstoelen te vinden. Alleen op droog, dood hout werden een aantal leuke soorten aangetroffen zoals de Populierenvuurzwam (Phellinus populicola, RL: Gevoelig) en de Biefstukzwam (Fistulina hepatica).
Het aanplanten van forse Beuken kost veel geld en het droge, warme weer in Nederland werkte ook niet erg mee. Om de aangeplante Beuken niet te laten verpieteren, bracht Gemeentewerken om elke boom een grondzeil aan en vulde dat met humus. Vanwege de aanhoudende droogte werd deze humus op gezette tijden nat gemaakt. Het vocht, de humus en het dode beukenhout in de grond van de oude Beuken maakt deze plaatsen tot een uitgelezen locatie voor veel paddenstoelensoorten. Tijdens de excursie werd het leeuwendeel van de paddenstoelen op deze vochtige locatie aangetroffen. Buiten de gerenoveerde beukenlaan werden nauwelijks paddenstoelen gezien.
De excursiedeelnemers konden in de gerenoveerde laan hun ogen nauwelijks geloven vanwege het schrille contrast met de andere delen van 't Oude Hof' waar ze net vandaan kwamen. Konden er nauwelijks paddenstoelensoorten in de excursieboekjes van andere paddenstoelenexcursies worden bijgeschreven, wij zaten door de vochtige laan snel op 65 soorten. Dat is onder normalere omstandigheden trouwens ook niet zo veel, maar de excursiedeelnemers van Paddenstoelenwerkgroep 'De Noordkop' waren dik tevreden. Bij elkaar werden er thuis acht soorten breeksteeltjes (Conocybe spec.) gedetermineerd. Breeksteeltjes zijn geen paddenstoeltjes die je in het veld wel even een juiste naam kan geven. Ook op de paardenmest naast de jonge beuken waren genoeg paddenstoelen te zien waaronder de Paardenvijgbreeksteel (Conocybe brunneidisca).
Breeksteeltjes horen niet bij de steel uit de grond gepakt te worden. Doe je dit wel, dan weet je meteen waarom ze de vertegenwoordigers van dit genus 'breeksteeltjes' hebben genoemd. Ten eerste zou je de op de steel aanwezige microscopische kenmerken vernietigen. Leg het breeksteeltje onbeschadigd op je hand en leg deze voorzichtig tussen het mos in de paddenstoelendoos.
Sommige soorten wortelen in de grond of hebben een knolletje. Elk exemplaar dat wordt meegenomen moet daarom uit de grond worden gelepeld. Je zou anders belangrijke determinatiekenmerken kwijtraken waardoor de soort helemaal niet of moeilijk valt uit te sleutelen. Alle breeksteeltjes van het genus Conocybe zijn met de microscoop gemakkelijk te herkennen. Vooral op de rand van de lamellen zitten op poppetjes gelijkende cellen: rode cellen met daarop een nek met een ronde kop. De maten van deze zogenaamde lecithiforme cystidia zijn ook een indicatie om welke soort het gaat. Het determineren tot aan de soort is een heel ander verhaal. Eerst moeten de stelen bekeken worden op de vorm van steelcellen (Caulocystidia). Bestaan deze grotendeels uit ronde, langwerpige of uit lecythiforme elementen? Pas dan kun je verder met determineren. Uiteindelijk viel het aantal breeksteeltjes met acht soorten erg mee. Vooral het Paardenvijgbreeksteeltje bleek op het ruiterpad naast de gerenoveerde beukenlaan royaal aanwezig te zijn. De vochtige, humusrijke laan kwam voor ons uiteraard als een geschenk uit de hemel. De droogte doet een tergend beroep op het geduld van veel paddenstoelenliefhebbers. Paddenstoelenexcursies worden op grote schaal geannuleerd!
Tekst en foto's: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging