Dilemma: laten we het korhoen in Nederland uitsterven of niet?
StaatsbosbeheerIn ons land leefden halverwege de twintigste eeuw naar schatting duizenden korhoenders. Vandaag de dag zijn het er enkele tientallen. De dieren komen alleen nog voor op de Sallandse Heuvelrug en ook daar hebben ze het zwaar. Sinds 2012 worden elk jaar vogels uit Zweden geïmporteerd om de resterende populatie in de benen te houden. Met als doel dat de soort het op eigen kracht redt zodra de leefomstandigheden verbeterd zijn. Hoe zinvol zijn die pogingen?
Het probleem
Corné Balemans heeft als projectleider bij Staatsbosbeheer natuurherstel op de Sallandse Heuvelrug onder zijn hoede. Het grootste probleem voor het korhoen is overmatige stikstofdepositie, vertelt hij: “Dat heeft de grond verzuurd. De bodem moet een zuurgraad hebben van minstens 4,5, maar die is 2,8 – vergelijkbaar met schoonmaakazijn.”
Het gevolg is dat er te weinig kruiden en vitale heideplanten groeien in het leefgebied van de vogels, waardoor er onvoldoende insecten zijn voor de kuikens. “Het korhoen is een indicatorsoort”, legt senior fauna-ecoloog Meta Rijks uit, bij Staatsbosbeheer verantwoordelijk voor herintroducties en bijplaatsingen. “Dat betekent dat allerlei elementen in het leefgebied op orde moeten zijn, wil hij zijn levenscyclus kunnen voltooien. Aan dit dier zie je hoe het met het gebied gaat. Er zijn al vogelsoorten verdwenen en nu dreigt dat voor het korhoen. Bij een te kleine populatie vinden dieren geen partner meer en sterft de soort uit. Dat proberen we te voorkomen.”
Waarom bijplaatsen?
Met korhoenders uit Zweden halen winnen we tijd tot het leefgebied is hersteld. In 2021 besloot de provincie Overijssel nog vijf jaar door te gaan met bijplaatsen. Kosten: 300.000 euro. Weggegooid geld, vinden tegenstanders, omdat een aantal van de geïmporteerde dieren wordt opgegeten door roofdieren. Voorstanders menen dat we met bijplaatsen het korhoen – mogelijk – kunnen behouden. Nederland is ook verplicht dat te proberen vanuit Europese wetgeving voor Natura 2000-gebieden. De eindverantwoordelijkheid voor het behoud van het korhoen ligt bij de provincie Overijssel. In het Natura 2000-beheerplan is de vogel als doelsoort opgenomen, waardoor het behoud op dit moment geborgd is.
Elk voorjaar reizen deskundigen en vrijwilligers naar Zweden om korhoenders te vangen. Mark Zekhuis, ecoloog en medeauteur van het boek ‘Gewilde dieren’ over herintroducties, ging twee keer mee. “Het vangen gebeurt ’s morgens vroeg. De dieren worden onderzocht door een dierenarts en binnen 24 uur losgelaten op de Sallandse Heuvelrug.” Of de vogels stress krijgen van het overplaatsen? Mark: “Ze vinden het zeker niet leuk, maar ik denk dat het ongemak acceptabel is. Achter in de auto hoorde ik hanen bolderen om soortgenoten te imponeren; een teken dat ze eerder hormonaal- dan stressgedreven waren.”
Is dieren verplaatsen verantwoord?
Vlak na het uitzetten zijn de korhoenders kwetsbaar. Ze kennen de schuilplekken dan nog niet en tijdens het verkennen van het terrein vormen ze een relatief makkelijke prooi. Meta: “Na de eerste weken neemt de sterfte snel af en doen de overgebleven nieuwkomers mee aan de voorplanting. Dat gaat goed, totdat de kuikens geboren worden en het voedselgebrek zich aandient. Kuikens zijn in de eerste weken afhankelijk van insecten, waarna ze langzaam overschakelen naar plantaardig voedsel. We hebben gestorven jongen onderzocht en die bleken verzwakt door ondervoeding. Een legsel redt het als de hen een van de schaarse plekjes vindt met voldoende voedsel.”
Mag je dieren wel weghalen uit hun eigen omgeving en blootstellen aan die risico’s? Meta: “We kiezen vooral jonge, sterke vogels uit. Bovendien kijkt de Zweedse overheid kritisch mee en we hebben opnieuw een vergunning gekregen.” Corné ziet in Zweden de maatschappelijke discussie wel toenemen: “De eerste ronde kregen we een vergunning voor vijf jaar, nu is dat twee jaar.” Voor de populatie in Zweden is het weghalen van twintig tot dertig dieren per jaar geen probleem, meent Mark: “We zien geen afname in aantallen op de vangplaatsen. Jaarlijks worden trouwens in Zweden duizenden korhoenders geschoten. Maar het is mogelijk dat de vergunning niet nogmaals wordt verlengd, dan kunnen we kijken naar samenwerking met Baltische staten, ook daar leven gezonde populaties.”
Waarom niet uitsterven accepteren in plaats van herintroduceren?
Zou het niet beter zijn voor nu te accepteren dat het korhoen uit Nederland verdwijnt en de soort te herintroduceren nadat het leefgebied is hersteld? “Dat is nog nergens in Europa gelukt”, aldus Meta. “Het heeft te maken met het gedrag van de dieren. Als je korhoenders uitzet op een plek zonder soortgenoten vliegen ze alle kanten op en komen ze elkaar niet meer tegen. Herintroductie is daarom kansloos.” Mark beaamt dat: “Nieuwkomers hebben de kennis van aanwezige dieren nodig om te overleven.”
Wat gebeurt er intussen aan herstel van het leefgebied?
Op droge zandgronden geldt steenmeel toedienen als enige effectieve maatregel tegen verzuring. Van de 1300 hectare droge heide op de Sallandse Heuvelrug is 300 hectare daarmee behandeld, waarvan dit jaar zo’n 200 hectare is uitgevoerd. De maatregel is nog experimenteel. “Voorlopige resultaten in andere natuurgebieden zijn positief”, aldus Corné. “Maar het sein gaat pas op groen wanneer de langetermijneffecten bekend zijn. En dan moet het geld er ook zijn.”
Andere maatregelen op de Sallandse Heuvelrug zijn uitbreiding van het aantal hectares droge heide en het maaien, branden, chopperen en kleinschalig plaggen van heide om meer variatie in leeftijd en gelaagdheid van de planten te krijgen. Ook worden bomen gekapt om open terrein te creëren, zodat het korhoen minder wordt belaagd door roofdieren. Dat laatste roept weerstand op: lang niet iedereen vindt bomenkap om een vogelsoort te redden een goed idee. Corné: “Begrijpelijk, vanwege de klimaatproblematiek zijn inderdaad meer bomen nodig, maar het behoud van biodiversiteit is óók belangrijk. Het is aan de overheid om daar keuzes in te maken. Wat wij kunnen doen is nog beter uitleggen waarom verandering in het landschap soms nodig is en dat het na de boomkapfase anders, maar vaak ook mooier en gevarieerder wordt.”
Doorgaan met bijplaatsen?
Herstelmaatregelen vertragen de verslechtering van het leefgebied, maar alleen het verminderen van de stikstofuitstoot helpt echt. Corné: “Zelfs als de overheid morgen bronmaatregelen invoert, nemen pas over zes tot tien jaar de gevolgen van overmatige stikstof duidelijk merkbaar af.” Mark is optimistischer: “Steenmeel kun je na drie jaar meten in planten, daarna mag je gaandeweg meer kruidenrijkdom en dus meer insecten verwachten.”
Hoewel Corné tekenen van herstel in het heidelandschap ziet, groeit de korhoenpopulatie nog niet. Daarom is Meta blij dat de provincie doorgaat met bijplaatsen: “Deze vogel hoort hier thuis.” Ook Mark noemt de steun van de provincie positief: “Daar staat tegenover dat de overheid tot nu toe voorrang gaf aan bedrijven die veel stikstof uitstoten. Dan blijft het dweilen met de kraan open. Ik hoop dat we op tijd kunnen bijsturen.”
En anders…?
Mark: “Voor het korhoen is het mogelijk te laat. Er zijn ook argumenten om het dier te laten uitsterven. Ons land ligt aan de zuidgrens van zijn leefgebied, misschien wordt het hier te warm en te droog. Ik vind bovendien dat natuurgebieden in principe zelfredzaam moeten zijn. Je wilt niet dat dieren langdurig afhankelijk zijn van de mens. Maar het is wel de mens die deze problemen veroorzaakt heeft. Dit project laat zien wat natuurherstel kost: als je veel kapotmaakt, is de rekening hoog. We zijn het aan onszelf verplicht te proberen het korhoen te behouden. Bovendien kunnen we uit dit project lessen trekken bij het beschermen van andere kwetsbare soorten, zoals de veldleeuwerik en de patrijs.”
Zelfs als we het korhoen niet kunnen redden is de investering de moeite waard, meent Meta. “Van de maatregelen in het gebied profiteren veel meer soorten, zoals de nachtzwaluw, roodborsttapuit, zandhagedis en blauwvleugelsprinkhaan. Dankzij de kritische kwaliteiten van het korhoen leren we of we aan de goede knoppen draaien met natuurherstel.”
Tekst en foto's: Staatsbosbeheer