Veel overzomerende slangenarenden
Sovon Vogelonderzoek NederlandSlangenarenden zijn de laatste zomers vaste prik op de Veluwe, het Dwingelderveld en in het Fochteloërveen. De grote roofvogels hebben aantrekkingskracht op heel wat vogelaars. Die zien maar wat graag zo’n imposante roofvogel boven het veld hangen, speurend naar slangen en andere reptielen. In de zomer van 2022 lijken er opvallend veel slangenarenden te pleisteren in ons land. Tijd om daar iets beter naar te kijken.
Veel waarnemingen
Ook al zijn slangenarenden sinds 1996 vaste overzomeraars geworden, ze blijven zeldzaam. Waarnemers blijven ze daarom gewillig melden op Waarneming.nl en andere websites, en nemen ook vaak de moeite om foto’s te nemen. Dat biedt de mogelijkheid om een redelijk goede inschatting te maken van het aantal overzomerende exemplaren door goed naar individuele kenmerken te kijken. Willem van Manen en Rob Bijlsma zetten in De Takkeling voor de periode 1996-2016 al eens op een rij hoeveel exemplaren er gedurende twee weken of langer in een gebied werden gezien. Vorig jaar trokken we in de Vogelbalans hun grafiek door tot en met 2021. Het opvallend grote aantal meldingen tijdens de huidige zomer deed vermoeden dat we weleens met flink wat meer slangenarenden te maken kunnen hebben dan in de afgelopen jaren.
Dubbele cijfers
Kijken we naar de waarnemingen met goed gefotografeerde slangenarenden in de periode 15 juni – 31 juli 2022, dan is op basis van kleedkenmerken te bepalen welke individuen minstens twee weken onafgebroken of bijna onafgebroken in een gebied aanwezig zijn. In zes gebieden verbleven in die periode één of meerdere vogels:
- Fochteloërveen: 5
- Dwingelderveld: 2
- Bij Wijhe (Ov): 1
- Oostvaardersplassen: 1 (2)
- Hoge Veluwe: 5 (7)
- Strabrechtse heide: 1
- Wageningse Binnenveld (1)
Per 1 augustus kwam dit opgeteld neer op minimaal vijftien verschillende individuen, zoals te zien is in de grafiek. Dat is heel wat meer dan in de afgelopen jaren. In de laatste dagen van juli en eerste dagen van augustus verschenen in de Oostvaardersplassen, op de Hoge Veluwe en in het Wageningse Binnenveld nieuwe vogels, die nog niet eerder dit seizoen in Nederland waren gefotografeerd. Blijven ook deze vogels langer hangen, dan gaat het al om zeker negentien overzomeraars. De totale aantallen met deze nieuwe vogels zijn in het lijstje tussen haakjes weergegeven.
Een vogel uit het Fochteloërveen werd ook op het Wapserveld gezien, en er was ook tenminste één exemplaar uit het Fochteloërveen dat ook boven het Dwingelderveld is gefotografeerd. Ook enkele waarnemingen van overvliegende slangenarenden tussen deze Drentse gebieden wijzen op uitwisseling, al worden de meeste exemplaren hier veelvuldig op ongeveer dezelfde plekken gefotografeerd. De slangenarenden in de polders bij Wijhe en in de Oostvaardersplassen zijn daarentegen redelijk honkvast.
Op de Hoge Veluwe hebben enkele waarnemers zich stevig vastgebeten in het onderscheiden van verschillende individuen, onder andere Aart Vink en Larry Jansen. Dat resulteert in een langere reeks waarnemingen van zeker vijf verschillende vogels. Tot halverwege juni werden er weleens twee vogels op de Strabrechtse heide gezien. Daarna bleef er één over. Mogelijk is de andere vogel naar een van de andere gebieden getrokken, maar dat is niet zeker.
Jonge vogels
Bijna alle slangenarenden in Nederland zijn onvolwassen. De meeste vogels zijn in hun tweede kalenderjaar en zijn dus vorig jaar geboren. Ze hebben een lichte kop en onderdelen, smalle bandering in hun ondervleugels en nog niet zoveel vlekken op de borst en buik. Iets oudere vogels – in het derde kalenderjaar – hebben al wat bredere bandering in de vleugel en soms al een wat donkerdere kop. Alleen in het Fochteloërveen en op de Hoge Veluwe verblijft een volwassen vogel, te herkennen aan de donkere kop en brede bandering op de onderdelen. Van Manen en Bijlsma lieten deze leeftijdsverdeling ook al zien. Het komt er kortgezegd op neer dat ieder voorjaar weer nieuwe, jonge vogels naar Nederland trekken. Zodra ze volwassen zijn, komen ze niet meer terug, een enkeling uitgezonderd. Kennelijk is Nederland een ‘overloopgebied’ voor jonge slangenarenden.
Waar komen ze vandaan?
Vermoedelijk komen de slangenarenden uit Frankrijk of van verder zuidelijk. Daar wijzen voorjaarswaarnemingen van overtrekkende vogels over telposten in het zuiden van ons land althans op. De dichtstbijzijnde Franse broedgebieden liggen nog steeds wel op een flinke vliegafstand: 400 kilometer of meer. De rivier de Seine is al zeker veertig jaar de noordelijke broedgrens. Van uitbreiding naar het noorden is niet echt sprake, al is in Zuid-Europa wel sprake van toenemende aantallen. Ten oosten van Nederland broeden de dichtstbijzijnde slangenarenden in het uiterste oosten van Polen en in Wit-Rusland.
Slangenarenden broeden pas op zijn vroegst in hun vierde levensjaar. De Europese populatie bestaat uit trekvogels, die bijna allemaal ten zuiden van de Sahara in droge savannes in Afrika overwinteren. In maart en april keren ze terug in de Zuid-Europese broedgebieden. De enkele vogels die naar Nederland vliegen, komen beduidend later: de eerste doorgaans in de tweede helft van mei, de meeste in juni of zelfs pas in juli. Dat doet vermoeden dat de vogels in ieder geval geen haast hebben gemaakt om in Nederland te komen. Hetzelfde geldt voor de volwassen vogels, die steevast te laat komen om te broeden. Daarnaast zijn er andere beperkingen om hier te broeden, zoals het voedselaanbod, wat Van Manen en Bijlsma uitgebreider bespreken.
Wat doen slangenarenden hier?
Slangen eten. Althans, dat doen de meeste, die in de grotere natuurgebieden verblijven waar twee of drie soorten slangen voorkomen. Opvallende uitzonderingen zijn de Oostvaardersplassen en Wijhe, waar alleen ringslangen leven. Deze gebieden vallen buiten het normale verspreidingspatroon van slangenarenden, die doorgaans alleen in veen- en heidegebieden blijven hangen. Het dieet van de soort is echter wel iets breder dan alleen slangen. Ook reptielen, kikkers en knaagdieren worden gegeten. De vogel bij Wijhe is zelfs met een mol in de klauwen op de foto gezet. Kennelijk is er ook buiten de echte slangengebieden voldoende voedsel om te overleven, in ieder geval voor een enkel individu. We weten niet hoe makkelijk of moeilijk slangenarenden hun kostje bij elkaar scharrelen in Nederland. Zijn de vogels buiten de traditionele gebieden uitgeweken omdat die gebieden al bezet waren? Dat suggereert de vroege aankomst in mei in de Oostvaardersplassen in ieder geval niet. Ook gaat de aankomst nog tot zeker in juli door. Zo werd een vogel die op 17 juli over Hendrik-Ido-Ambacht vloog een paar dagen later vermoedelijk boven de Hoge Veluwe gezien, afgaande op details in het verenkleed.
Door de droogte?
De vraag is waarom er dit jaar meer slangenarenden zijn gekomen dan anders. Heeft het iets te maken met de langdurige droogte in Frankrijk, die al sinds afgelopen najaar aanhoudt? Of en hoe deze droogte inspeelt op bijvoorbeeld de voedselbeschikbaarheid voor de arenden weten we niet. Van andere zuidelijke soorten, zoals steltkluten en zwarte ibissen, is bekend dat droogte in Frankrijk zorgt voor een verhoogde instroom van vogels bij ons. Of dat ook geldt voor slangenarenden is een nadere analyse waard.
Tekst: Albert de Jong en Joost van Bruggen, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto's: Harvey van Diek (leadfoto: volwassen mannetje slangenarend); Pierre van der Wielen; Tijmen Majoor; Gerrit Best
Figuren: Sovon Vogelonderzoek Nederland; European Breeding Bird Atlas 2