Ecologisch onderzoek naar de zeldzame zadelsprinkhaan
Stichting BargerveenAchteruitgang van populaties
De zadelsprinkhaan (Ephippiger diurnus) komt in Nederland uitsluitend voor in natuurgebieden op de Veluwe en slechts een enkele populatie daarbuiten. Ondanks de beschermde status van de gebieden op de Veluwe is er nog steeds een dalende lijn te zien in de grootte van deze populaties. Enkele van de mogelijke knelpunten zijn beschikbaarheid van voedsel en problemen met de eiafzet. Deze twee mogelijke problemen worden dit jaar in samenwerking met provincie Gelderland en het Rijksvastgoedbedrijf door Stichting Bargerveen onderzocht.
Voedselonderzoek met DNA
Om mogelijke problemen met de voedselvoorziening te achterhalen, is het van belang te bepalen welke voedselbronnen door jonge en volwassen sprinkhanen worden benut. Een nog grote en stabiele populatie in Nederland is die op het Artillerieschietkamp (ASK, Oldebroek) op de Noord-Veluwe. De voedselsituatie is in dit gebied kennelijk prima op orde, waarmee dit een goede plek is om te starten met het vaststellen van het dieet van de soort. Op het ASK heersen echter wel uitzonderlijke omstandigheden; inslagen van zware munitie zorgen voor bodemverversing, aanvoer van chemische elementen en zo nu en dan een flinke brand. Aanvullende data wordt daarom verzameld op het Infanterieschietkamp (ISK, Harskamp) waar de zadelsprinkhaan in areaal is teruggelopen, maar waar nog steeds een kleine kernpopulatie resteert. Jonge dieren en vrouwelijke dieren hebben vanwege respectievelijk groei en eiproductie naar verwachting zwaardere dieeteisen dan volwassen mannetjes. Daarom wordt in de studie onderscheid gemaakt tussen onvolwassen en adulte dieren, evenals beide geslachten. In juni worden nimfen van de zadelsprinkhaan verzameld en in september de volwassen dieren. De gevangen dieren worden afzonderlijk in potjes geplaatst en meegenomen. Na een dag en een nacht in het potje worden de uitwerpselen, die in die tijd geproduceerd zijn, verzameld. Daarna worden de dieren teruggebracht naar de locatie waar ze gevangen zijn. De uitwerpselen zullen daarna worden geanalyseerd op het DNA wat daarin aanwezig is, zodat het dieet kan worden vastgesteld.
Belang van kale zandige bodem
Naast het belang van voedselbeschikbaarheid wordt een open zandige bodem regelmatig genoemd als een belangrijk kwaliteitsaspect van het leefgebied van de zadelsprinkhaan. In een tweeledig onderzoek wordt het belang hiervan experimenteel onderzocht. Allereerst is vastgesteld of de dieren een voorkeur hebben voor een bepaald bodemtype en of zij bereid zijn om eieren af te zetten in een bodem die niet de voorkeur heeft. Onder gecontroleerde omstandigheden zijn bakken voorzien van substraat om eieren af te zetten, water, voedsel en een koppel zadelsprinkhanen. De dieren kregen in verschillende bakken de keuze uit kale en bedekte bodem en een combinatie van beide bodems. Het aantal eieren dat in elk van de beschikbare substraten is afgezet werd later geteld om voorkeur voor eiafzet in kaart te brengen. Wanneer de zadelsprinkhaan kan kiezen tussen een kale zandige bodem en een bodem die is dichtgegroeid met mos, dan kiest zij altijd voor de kale bodem. Maar wanneer de vrouwtjes geen keus hebben, dan zetten ze hun eieren evenzogoed af in een mospakket. Na één experiment wisten we dus nog niet hoe belangrijk en kale bodem is. Daarom wordt in een tweede experiment vastgesteld of een bedekte bodem een minder gunstig milieu is voor ontwikkelende eieren. Dit wordt gedaan door de ontwikkeling van eieren in kale en bedekte zandbodem onder veldcondities te onderzoeken. Hiervoor wordt een laag zand geplaatst op een aantal zeven. De helft van de zeven wordt afgedekt met een toplaag van kaal zand. De rest wordt afgedekt met een toplaag die is begroeid met mossen. De zeven met de eieren worden ingegraven in open terrein in het leefgebied van de zadelsprinkhaan. Net voordat de normale ontwikkelingstijd van de eieren verstreken is (twee jaar), worden de zeven uitgegraven en de eieren bij twintig graden Celsius bewaard om te kunnen ontwikkelen. Het aantal nimfen dat uit de eieren kruipt wordt geteld om het reproductiesucces van de verschillende bodems te bepalen. Op dit moment eten we dagelijks beschuit met muisjes, want de jonge sprinkhanen zijn volop bezig hun kraamkamers te verlaten.
Verwachtingen en resultaten
Deze onderzoeken van Stichting Bargerveen zullen meer inzicht geven in potentiële problemen van de zadelsprinkhaan met voedselvoorziening en met eiafzet. Hierdoor kan in het terreingebruik en –beheer rekening worden gehouden met deze soort en kunnen de huidige populaties behouden blijven.
Tekst: Kevin Geurts, Stichting Bargerveen
Foto’s: Marijn Nijssen; Bouke ten Cate; Jan Kuper