Hoe geïsoleerd liggen populaties van de kleine wrattenbijter?
Stichting BargerveenZeldzaam in heel Europa
De kleine wrattenbijter (Gampsocleis glabra) is – anders dat de naam doet vermoeden – een vrij grote sabelsprinkhaan die gebonden is aan warm, open leefgebied zoals steppes en heideterreinen. De soort legt eitjes op enkele centimeters diep in de kale bodem en de mannetjes gebruiken ruigere vegetatie als zangposten. Een afwisselende vegetatiestructuur, in combinatie met warmte en voldoende voedzame prooien en planten, zijn dus essentieel.
Verlies van geschikt habitat heeft zowel plaatsgevonden door overbegrazing en het in cultuur brengen van ‘woeste gronden’ als door het verdwijnen van extensieve landbouwgronden zoals akkers en heideterreinen. Verzuring en vermesting hebben daarnaast geleid tot het versneld dichtgroeien van open natuurgebieden, wat deels weer is tegengegaan door het intensiveren van begrazing, plag- en brandbeheer. Door de vernietiging van leefgebied is de kleine wrattenbijter sterk afgenomen en de resterende populaties liggen ver uit elkaar. Hoewel de sprinkhanen kunnen vliegen, lukt het niet meer om tot uitwisseling van individuen te komen tussen populaties.
De kleine wrattenbijter is waarschijnlijk altijd al vrij schaars geweest, maar op dit moment zijn er in Noordwest-Europa nog maar drie populaties bekend uit Duitsland en één op de Veluwe in Nederland. Richting het oosten is er nog een populatie in Polen en zijn er enkele in Tsjechië en Hongarije. Alleen in Frankrijk is de soort nog iets algemener. Onderzoeker Oliver Hawlitschek vroeg zich in het tijdschrift Insects af in hoeverre deze populaties ook genetisch tekenen van isolatie vertonen. Met collega’s uit Duitsland, Zwitserland, Slowakije en Nederland werden zeven deelpopulaties bemonsterd.
Migratie en uitwisseling
Uit de analyses blijkt dat de huidige populaties van de kleine wrattenbijter genetisch sterk tot zeer sterk van elkaar gescheiden liggen. Maar terwijl de populaties in Midden-Europa al minstens een eeuw van elkaar zijn gescheiden, blijken er ook sporen te zijn dat de Nederlandse en Duitse populaties langer met elkaar verbonden zijn geweest. Het voorkomen van een specifiek genotype in deze populaties doet zelfs vermoeden dat er recent uitwisseling is geweest tussen Nederlandse en Duitse gebieden, wat wijst op – bedoelde of onbedoelde – verplaatsing van individuen door mensen.
Voor een duurzaam behoud van de soort pleiten de onderzoekers voor het beschermen en versterken van de huidige kernpopulaties, in combinatie met het herstellen en verbinden van potentieel leefgebied – ook als dit wat kleinere gebieden zijn – tussen deze kernpopulaties in.
Nederlandse populatie
Lange tijd werd gedacht dat de soort in Nederland was uitgestorven, maar het vermoeden dat er mogelijk nog populaties voorkwamen op de uitgestrekte militaire oefen- en schietterreinen bleek terecht. In 1999 werd een grote populatie ontdekt op de Noord-Veluwe. Onderzoekers van Stichting Bargerveen en Bureau Natuurbalans-Limes Divergens onderzoeken al enkele jaren de populatie kleine wrattenbijters in opdracht van de provincie Gelderland en het Rijksvastgoedbedrijf. Hierbij wordt voor zowel de kleine wrattenbijter als de eveneens zeldzame zadelsprinkhaan (Ephippiger diurnus) onder meer gekeken naar de invloed van vermossing en vergrassing op voortplanting en of het voedselweb van invloed is op het voorkomen van deze soorten. De onderzoekers konden zodoende ook bijdragen aan de internationale studie over de populaties van de kleine wrattenbijter in Europa.
Meer informatie
- Het artikel over het onderzoek The Genomics of Isolated Populations of Gampsocleis glabra (Orthoptera: Tettigoniidae) in Central and Western Europe (pdf: 1,5 MB) is verschenen in Insects en is openbaar beschikbaar.
Tekst: Marijn Nijssen & Hein van Kleef, Stichting Bargerveen
Foto’s: Marijn Nijssen, Stichting Bargerveen (leadfoto: kleine wrattembijter); Jaap Bouwman, Saxifraga