Tussen begin december en eind april is het voor liefhebbers van bladmineerders een hele kunst om nog bladmijnen te vinden. Weliswaar kennen veel natuurliefhebbers de mijnen van de hulstvlieg (Phytomyza ilicis) wel, maar verder is het toch lastig…. Of niet? Als je jezelf met vlinderbladmijnen bezighoudt, kun je ook in deze periode toch nog wel mijnen van in bladeren minerende microvlinders vinden. Zo zijn jonge zomereiken, jonge beuken en haagbeuken en haagbeuk- en beukenhagen rond tuinen goede plekken om nog lang de oude bladmijnen van een aantal soorten te vinden in de reeds bruine, verdroogde bladeren. Pas in april/mei kan de mijnenliefhebber weer op zoek naar verse mijnen; onder andere die van de purpermotten zijn dan te vinden. Ook zijn er in de winter enkele groenblijvende heesters waar nog wat in te vinden valt, zoals in de vuurdoorn. Hierin zijn jaarrond de mijnen van de vuurdoornvouwmot (Phyllonorycter leucographella) te vinden.
De opvallende mijn van de vuurdoornvouwmot begint als een dun wit lijntje over de hoofdnerf aan de binnenzijde van het blad van de vuurdoorn. Langzaamaan verbreedt het smalle mijntje zich tot een bredere zilverwitte blaas in het midden van het blad om uiteindelijk het blaadje samen te vouwen. Het bleke rupsje met de opvallende laddervormige, donker geblokte rugsegmenten consumeert eerst de plantensappen onder de dode opperhuid en gaat pas na enkele vervellingen steviger weefsel eten. Als gevolg van het foerageren laat de dode opperhuid los en verschijnt een zilverige vlek. De poepjes, gewoonlijk frass genoemd, concentreert het rupsje in het begin vooral op de hoofdnerf. Later kunnen er ook wel wat vrij liggen of geconcentreerd op een hoopje. Het rupsje spint met de spinselklieren aan de kop tijdens de groei veel langzaam samentrekkende zijdedraadjes overdwars in de leeggevreten ruimte. Hierdoor trekt het blad samen en ontstaat een holte waarin het rupsje vrij kan bewegen en in het vroege voorjaar verpoppen. Na enige tijd verschijnt het fraaie, oranjebruine met smalle witte strepen getekende vlindertje.
De vuurdoornvouwmot gebruikt de vuurdoorn als voornaamste waardplant. Het is de plant waarop hij overwintert. In het voorjaar, wanneer de eerste vlinders uit de poppen verschijnen, vliegt hij uit naar andere heestersoorten, zoals de eenstijlige meidoorn, wilde lijsterbes, appel en enkele andere Rosaceae. Bij hoge uitzondering komen er mijnen voor op beuk, zoals rond 1990 in Vlaardingen en Schiedam. De rupsjes in deze mijnen zijn echter nooit volgroeid geraakt maar voortijdig gestorven. Het is zelfs een vraag of de vuurdoornvouwmot in ons land zou voorkomen als wij geen vuurdoorns in onze tuinen zouden planten, want de soort gaat niet in diapauze en heeft dus permanent rupsen. De vuurdoornvouwmot is in het zuidwesten van ons land algemener dan in het noorden. In de Rijnmond zijn ze wel als een plaag gezien; in het noorden van ons land moet je vaak meerdere vuurdoorns met zuid-expositie (liefst tegen een muur aan) afzoeken om één of enkele mijnen te vinden. De eerste meldingen voor ons land kwamen medio 1980-er jaren toen hij opdook bij enkele boomkwekerijen in Zuid- en Midden-Nederland. Enkele jaren zijn daar de vuurdoorns allemaal vernietigd, maar dat heeft de vestiging en uitbreiding van deze vlinder niet kunnen voorkomen.
Zowel het vlindertje als de mijn lijken veel op de vruchtboomvouwmot (Phyllonorycter corylifoliella). De mijn is te onderscheiden doordat de vruchtboomvouwmot een meer eirond gevormde mijn heeft en tevens alle frass bezaaid door de hele mijn ligt waardoor de mijn van de vruchtboomvouwmot een gespikkeld uiterlijk heeft. Verder kun je de vruchtboomvouwmot-mijnen ook regelmatig op de beide inheemse berkensoorten vinden, in tegenstelling tot die van de vuurdoornvouwmot. Beide soorten zijn variabel in de mate waarin de mijn zich samentrekt. De vlinder is goed te onderscheiden aan de volledig witte voorpoten; de vruchtboomvouwmot daarentegen heeft enkele zwarte vlekjes op zijn voorpoten.
Meer informatie
Er zijn websites met veel en goede informatie over bladmineerders:
- Microlepidoptera.nl met schitterende foto's en recente verspreidingskaartjes.
- Bladmineerders.nl met een schat aan informatie over deze en alle andere bladmineerders.
- British leafminers.
- Lepiforum.de.
De NEV Sectie Snellen houdt zich bezig met de studie van kleine vlinders of microvlinders in binnen- en buitenland. Jaarlijks zijn er twee bijeenkomsten en één weekendexcursie. Er worden soms ook cursusdagen gegeven of dagexcursies georganiseerd. Tweemaal per jaar wordt het tijdschrift ‘Franje’ uitgegeven.
Tekst: Ben van As, NEV sectie Snellen
Foto’s: Remco Vos; Ben van As