Het scheefbloemwitje lijkt een blijvertje
De VlinderstichtingTot 2008 was het scheefbloemwitje een vlinder van steile en rotsachtige berghellingen. De dichtstbijzijnde vliegplaatsen lagen in de Alpen en nog verder weg. In 2008 werd hij geheel onverwacht gevonden in de buurt van Zürich, ver weg van zijn normale leefgebied. Toen bleek hij ineens algemeen te zijn in allerlei dorpen en steden. Een typische vindplaats: rotstuintjes met scheefbloem (of verwanten). Hij heeft deze rotstuintjes dus ontdekt als nieuw leefgebied. Vanaf dat moment ging het snel. Dankzij vier tot vijf generaties per jaar kan de soort zich razendsnel noordwaarts uitbreiden. Dat leidt ertoe dat de vlinder in 2014 gevorderd was tot Midden-Duitsland en in 2015 dus voor het eerst in Nederland werd gevonden. In dat jaar werd de soort in september gezien op de Sint-Pietersberg bij Maastricht. Toen dat bekend werd, bleek er die zomer ook al een in Posterholt te zijn gefotografeerd. In 2016 en 2017 was de soort nog voornamelijk in Limburg te vinden, maar vanaf 2018 verspreidde hij zich razendsnel over vrijwel het hele land. Ook dit jaar zijn er erg veel waarnemingen van het scheefbloemwitje gedaan, maar van een sterke uitbreiding, zoals de voorgaande jaren, was geen sprake. Ze zijn voornamelijk gezien op plekken waar ze ook de voorgaande jaren al waren gevonden.
De waarnemingen worden vaak met een foto ingediend. Dat is wel prettig, want de soort lijkt sterk op het klein koolwitje, dat overal in Nederland uiterst algemeen is. Zowel klein koolwitje als scheefbloemwitje zijn variabel qua tekening. Het typische klein koolwitje is niet te verwarren met een typisch scheefbloemwitje, maar er zijn veel vlinders die er tussenin zitten en het best lastig maken om op naam gebracht te worden. Voor de herkenning zijn vier kenmerken van belang, zoals op bovenstaande foto is aangegeven. Als een vlinder tenminste drie van de vier kenmerken van scheefbloemwitje heeft, kun je ervan uitgaan dat het er een is. Twee opvallende kenmerken zijn de zwarte vleugelpunt, die langs de rand doorloopt tot aan de bovenkant van de grote vlek op de voorvleugel. De grootte en vorm van die vlek is ook een belangrijk kenmerk. Deze is vaak groot en min of meer vierkant en in het ideale geval hol aan de buitenzijde. Met deze kennis kunt u misschien nog eens door uw fotocollectie van witjes gaan. Wie weet ontdekt u er een scheefbloemwitje.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting
Kaart: NDFF