Stoepplantje van de week: vingergras
Hortus botanicus LeidenGrassen zijn lastig op naam te brengen. Vaak heb je de kleine bloemen nodig. Vingergrassen zijn door de bloeiwijze gemakkelijk van andere grassoorten te onderscheiden. Maar om twee soorten vingergrassen onderling met zekerheid te herkennen, moet je toch weer uitwijken naar die bloemetjes.
Toch hopen we dat u de uitdaging aangaat en beide vingergrassen rapporteert voor het stoepplantjesonderzoek. Wat is dat: iedereen in Nederland wordt opgeroepen op pad te gaan om zoveel mogelijk stoepplantjes te vinden. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de Universiteit Leiden en Hortus botanicus Leiden. Onderzoekster Nienke Beets: "Door te onderzoeken welke stoepplantjes waar groeien, willen we erachter komen hoe we de stad nog groener en beter kunnen maken voor mens en natuur."
Op naar buiten dus, op zoek naar vingergrassen, met hun karakteristieke bloeiwijze. Het Latijnse woord ‘digitus’, dat terugkomt in de wetenschappelijke naam, betekent vinger. Aan de bovenkant van de halm zitten de bloemen. Die bestaan uit meestal twee tot acht (maar soms wel vijftien) schijnaren, langwerpige ‘trossen’ aartjes. Bij de jonge bloeiwijze liggen die tegen elkaar, maar ze spreiden zich al snel uit met de schijnaren min of meer in één vlak. Precies zoals de vingers van een hand.
Maar zekerheid krijgen over of u vingergras voor u heeft vraagt speurwerk. Een mogelijke spelbreker is handjesgras (Cynodon dactylon). Ook dit gras heeft ‘vingers’ bovenaan de halm. Als die uit één punt komen én u loopt in rivier- of zeeduinen, dan heeft u waarschijnlijk te maken met handjesgras. Als die ‘vingers’ wel dichtbij elkaar maar niet uit één punt komen én je bevindt je in stedelijke omgeving, heb je te maken met een vingergras. Maar… Bij vingergrassen met vijf of minder ‘vingers’ in de bloeiwijze lijken die vaak toch uit één punt te komen. De schijnaren groeien in een soort kransjes van maximaal vijf bij elkaar.
Dat was de eerste puzzel, maar u bent er nog niet. Van oudsher groeien in Nederland twee soorten vingergras in het wild: glad vingergras (Digitaria ischaemum) en harig vingergras (Digitaria sanguinalis). Glad en harig vingergras zijn archeofyten, soorten die ooit zijn ingevoerd, maar al meer dan 500 jaar in Nederland aanwezig zijn. Pas sinds een paar decennia zijn ze aan een opmars bezig, in maïsvelden, maar vooral in stad en dorp. De twee soorten vingergras houden dan ook van warmte en kunnen goed tegen droogte. Je zou aan de naamgeving verwachten dat harig vingergras harig is en glad vingergras niet. Dat klopt meestal... Harig vingergras bezit bladschedes die harig zijn, evenals de bovenkant van de bladeren. Die haartjes zijn doorzichtig, dus niet altijd goed zichtbaar. Glad vingergras heeft op die plekken minder tot geen haartjes. In dat ‘minder’ zit de moeilijkheid. Harig vingergras heeft soms ook weinig haartjes op die plekken. Ook andere kenmerken geven niet altijd uitsluitsel. Om zeker te zijn moet u toch kijken naar die vermaledijde kleine aartjes. Glad vingergras heeft eivormige aartjes, harig vingergras langwerpige.
Het is niet anders: een vingergras herken je alleen aan de bloeiwijze. Bewonder ze om hun sierlijke uiterlijk, en verbaas je erover dat je ze na het lezen van dit stukje opeens overal ziet. En bijt door tot u de juiste soort kunt rapporteren. We zien uw meldingen via de website van het onderzoek tegemoet!
Tekst: Ton Gordijn
Foto's: Ton Gordijn; Ontwerp Joris Smidt; Aad van Diemen, werkgroep stadsplanten Breda; Nathalie Tirion