In 1914 is Watercrassula (Crassula helmsii) vanuit Australië en Nieuw-Zeeland in Europa geïntroduceerd als zuurstofplant voor tuinvijvers en aquaria. Vanuit deze vijvers, en door in de natuur gedumpte vijverplanten, heeft Watercrassula zich verspreid over grote delen van Nederland, met een voorkeur voor de zandgronden. In Nederland werd de soort voor het eerst in 1995 aangetroffen in het Padvindersven bij Breda (pdf: 1,2 MB). De soort heeft voor zijn vestiging de voorkeur voor kale zandbodems op flauwe oevers van waterlichamen. De dominante groei van Watercrassula is een gevaar voor de inheemse biodiversiteit. Voornamelijk de kwetsbare soorten van voedselarme milieus lijden onder de aanwezigheid van deze plaagsoort.
Herkenning
Watercrassula is een kleine, vijf tot dertig centimeter hoge, overblijvende vetplant, die afkomstig is uit Australië. Bladeren staan in paren langwerpige, vlezige bladen van een halve tot anderhalve centimeter. De plant is niet altijd gemakkelijk te herkennen, omdat hij verschillende groeivormen kent. Op het land heeft Watercrassula de karakteristieke vorm van een vetplant met dicht op elkaar geplaatste, verdikte bladeren. In het water worden de bladeren lang, dun en plat en strekt de stengel zich, waardoor de bladeren verder uit elkaar komen te staan.
Wanneer de plant onder water groeit of nog klein is, wordt de soort vaak verward met andere plantensoorten zoals Moeraswalstro, Rode schijnspurrie en Gewoon sterrenkroos. In tegenstelling tot Sterrenkroos heeft Watercrassula vlezige bladeren die bovendien iets minder frisgroen zijn dan de platte bladeren van Sterrenkroos. Watercrassula is echter altijd te herkennen aan de combinatie van stevige bladeren, een opstaande stengel na plukken, en een puntje aan de top van het blad.
Uitbreiding
In Nederland verspreidt Watercrassula zich hoofdzakelijk vegetatief via afgebroken stukjes stengel, zogenaamde fragmenten. Vanuit de knopen ontwikkelen zich nieuwe wortels waaruit nieuwe planten groeien. Stukjes stengel drijven met water af naar nieuwe gebieden, maar kunnen ook per ongeluk een 'lift' krijgen via de poten en vacht van watervogels en andere dieren, grondverzet- en maaimachines, schoeisel en vistuig. Na consumptie door onder andere ganzen en herten overleeft de plant de darmpassage en kunnen nieuwe planten uit de uitwerpselen groeien. Een stengelfragment kleiner dan een millimeter (!) is voldoende voor een nieuwe plant. Het werken met groot materieel of schepnetten brengt dus zeer veel risico met zich mee, maar zelfs alleen door betreding kan de soort worden verplaatst.
Hygiëne, voorkomen is beter dan genezen
Om verdere schade aan de natuur te voorkomen is het van belang verspreiding van Watercrassula zoveel mogelijk te beperken (pdf: 371 KB). Houdt daarom rekening met de exoot bij bezoek en/of werkzaamheden in besmette gebieden. Zo verhinderen we preventief het uitbreiden van Watercrassulabesmettingen.
Verspreiding via mens
Wanneer je door een vegetatie met Watercrassula loopt, blijven fragmenten van de soort gemakkelijk in het profiel van jouw schoenen of laarzen zitten. Voorkom dat je door Watercrassula loopt en vervolgens door onbesmette gebieden. Ook met het gebruik van klein materieel op besmette locaties moet voorzichtig worden omgegaan. Schepnetten en kruiwagens dragen bijvoorbeeld voor een belangrijk deel bij aan de verspreiding van Watercrassula. Het risico op verspreiding via mensen/materieel is te verkleinen door na betreding van besmette gebieden schoenen en gereedschap goed te controleren en vrij te maken van plantendelen.
Verspreiding via groot materieel
Er zijn meerdere besmettingen bekend die het gevolg zijn van maai- en grondverzetmachines die dagenlang van het ene naar het andere natuurgebied rijden. Stengelfragmenten kunnen aan de machine blijven plakken en er onderweg of in het volgende natuurgebied vanaf vallen. De werkzaamheden kunnen het beste plaatsvinden middels een vooraf opgesteld hygiëneprotocol waarbij is bepaald welke verspreidingsrisico’s er door het uit te voeren werk zijn. Na de werkzaamheden moet groot materieel, zoals kranen, worden afgespoten met een hogedrukreiniger. Belangrijk is dat groot materieel dat gebruikt is op besmette terreinen niet zondermeer wordt ingezet in niet-besmette vochtige gebieden.
Verspreiding via dieren
We hebben slechts beperkt invloed op het gedrag en de verplaatsingen van watervogels zoals ganzen en eenden. Daarentegen kunnen hondeneigenaren wel helpen voorkomen dat hun hond(en) door besmette gebieden lopen door ze in de nabijheid van deze gebieden aan de lijn te houden.
Betreding door dieren (inclusief vee) moet in besmette gebieden zoveel mogelijk beperkt worden om verspreiding, maar ook verstoring te voorkomen. De beheerder kan overwegen om deze gebieden uit te rasteren en ze daarmee voor mensen en grotere dieren ontoegankelijk te maken.
Verspreiding via verkoop
Een belangrijk lichtpunt in de strijd tegen Watercrassula is dat meerdere partijen zich inzetten voor een verkoopverbod van deze invasieve exoot. In dat geval zal verspreiding van de soort via deze weg in Nederland afnemen. Ondertussen is het belangrijk dat eigenaren van vijvers en aquaria hun overtollige plantmateriaal niet in de natuur dumpen, maar weggooien bij het GFT. Geen exoot in de sloot!
Meer weten
- Meer weten over bestrijding, beheersing en monitoring van Watercrassula en hoe je je schoeisel, gereedschap en machines kunt schoonmaken? Lees de brochure Omgaan met Watercrassula in natuurgebieden (pdf: 1,6 MB) van Stichting Bargerveen.
Tekst: Leonie Tijsma en Baudewijn Odé, FLORON & Janneke van der Loop, Stichting Bargerveen
Foto's: Martijn van der Loo
Kaart: NDFF Verspreidingsatlas