Eeuwenoude rivierbosweide keert terug in Limburg
ARK Rewilding NederlandDe Grensmaas is een vrij stromende rivier. Het grootste deel is niet gestuwd en heeft geen scheepvaart. Zomerdijken hielden de Grensmaas vanaf het midden van de negentiende eeuw tot ongeveer twintig jaar geleden gevangen in een keurslijf. De rivier zat ingeklemd tussen hoge, steile oevers en kon geen kant op. Tegelijkertijd was er weinig ruimte om bij hoogwater het extra volume aan water weg te zetten, zodat dorpen overstroomden.
Een vrije Maas
Dit veranderde na 2000. De oevers werden toen breed afgegraven en de Grensmaas kreeg haar natuurlijke speelruimte terug. Voortaan hielden de dorpen hun voeten droog. De bevrijde rivier boetseert en creëert sindsdien dat het een lieve lust is en laat zo de eeuwenoude rivierbosweide terugkeren. Een spectaculair voorbeeld van een landschapsverandering na overstroming is te zien bij het Maasdorp Meers. Een eiland met wilgenbos is er aangevallen door het water. De bomen liggen als strooigoed op de grindbanken en in het water. Ook ontstaan er hier tijdens hoogwater nieuwe geulen en worden grindbanken regelmatig door het water verplaatst.
Kegelen met bomen
Waar de rivier het hardst stroomt, worden grind, zand en klei weggespoeld. Dit zie je vooral in buitenbochten. Bomen worden ondergraven door de kracht van het water en meegesleurd. Waar de rivier minder diep is, kan een drijvende boom vast komen te zitten. Achter zo’n obstakel vindt versnelde neerslag van zand en grind plaats, waardoor zich eilanden kunnen vormen. Hierop kunnen vogels als sterns en plevieren gaan broeden, beschermd tegen kleine roofdieren en vossen door het stromende water om het eiland. Onder water veroorzaken de stammen en takken ombuigingen van de stroming waardoor stroomkuilen ontstaan. In drogere tijden blijven hierin poelen achter waarin amfibieën als de rugstreeppad en boomkikker zich kunnen voortplanten.
Onderwaterjungle vol leven
Het takkenwoud onder water is een uitstekende schuilplaats voor vis. Voor vele vissoorten dé plek om zich voort te planten: de baars hangt haar eitjes als een sjaal om een tak en ook rivierdonderpadden en snoeken zetten hun eitjes erop af. Insectenlarven, mosdiertjes en sponzen hechten zich massaal op de takken. Op hun beurt worden de insectenlarven door de vissen gegeten. IJsvogels, reigers, aalscholvers, visarenden en straks ongetwijfeld ook zeearenden loeren vanaf de kale takken die boven het water uitsteken op de vissen en weten er regelmatig één te vangen. Zo wordt een hele voedselketen uit het water getild.
De groeikracht van zachthout
In de binnenbochten van de rivier stroomt het water minder snel en bezinkt het sediment dat in de buitenbocht is weggeslagen. Hier ontstaan zand- en grindplaten en slibvlaktes, waar vroeg in de zomer het zaadpluis van wilgen, zwarte populieren en elzen aanspoelt. Als de omstandigheden gunstig zijn, ontkiemen de zaadjes en gaan deze bomen er massaal groeien. Bevers zijn dol op de jonge scheuten en knagen volop aan wilgen en populieren. Paarden en runderen knabbelen graag mee. Niet alle boompjes overleven dat. Andere zien kans om nieuwe scheuten aan te maken, die ook weer aangevreten worden en opnieuw uitschieten. Zo ontstaat een dichte borstelstructuur, waarachter de stammetjes relatief veilig kunnen doorgroeien. Met het principe van twee stappen vooruit, één stap achteruit worden de boompjes uiteindelijk zó breed dat de grazers niet meer bij het midden kunnen komen en dan schieten ze door. Schietwilgen zijn Europees kampioen groeien. Vaak wordt met gemak méér dan een meter per jaar gehaald. Het is deze groeikracht en het vermogen om in korte tijd nieuwe scheuten aan te maken waarmee deze zachthoutsoorten in miljoenen jaren tijd een antwoord hebben gevonden op het geknaag van dieren.
Hardhout zoekt het hogerop
De aanwezigheid van deze zachthoutbomen vlak naast de rivier en haar zijarmen is belangrijk voor de schaduwwerking op het water in de zomer. De schaduw zorgt voor koelte waardoor het zuurstofgehalte hoog genoeg blijft voor de vissen. Andere bomen, hardhoutsoorten zoals eik, es en kers, hebben juist de beste kiemkansen op hogere plekken in het rivierdal, omdat ze minder goed tegen langdurige overstromingen kunnen. Maar hogerop hebben ze ook meer te duchten van de kruiden en grassen die de bodem bedekken. Kom daar maar eens tussen. Daar komen de grote grazers om de hoek kijken. Grote grazers voorkomen niet alleen dat het landschap dichtgroeit, ze maken ook op veel manieren gaten in de gesloten grasmat. Allereerst met hun hoeven in de winter, als de grond zacht is door neerslag. Ook bij achtervolgingen en tijdens gevechten wordt de grond flink opengewerkt. Paarden verzorgen hun vacht door te rollen over de grond, waardoor zandbaden ontstaan. Stieren maken tijdens de bronst diepe stierenkuilen en bieden zo talloze planten een kiemplek. De koning van het openwerken van de bodem is het wild zwijn dat met zijn snuit grote stukken grond omwoelt om bodemdieren en knolletjes te vinden. Met bodemwoeling bieden grote grazers overigens niet alleen nieuwe kiemkansen voor bomen, struiken en pionierplanten. Het zijn ook opwarmplekken voor reptielen, vlinders en sprinkhanen en ze bieden nestgelegenheid voor zandbijen en graafwespen.
Hulptroepen met stekels
Maar daarmee zijn de hardhoutbomen er nog niet. Ze missen de veerkracht van de zachthoutbomen en zijn daardoor in de opgroeifase buitengewoon gevoelig voor vraat. Stekelstruiken als meidoorn, sleedoorn en roos bieden dan uitkomst. Die struiken komen op de juiste plekken terecht, doordat vogels de zaden in hun bessen doorslikken en tijdens het zoeken naar bodemdieren in de woelplekken weer uitpoepen. Als zo’n stekelstruik enige omvang heeft en zaden van hardhoutbomen erin terecht komen, kunnen die bomen veilig opgroeien achter de stekels. De zaden van iep, esdoorn en es worden door de wind verspreid en kunnen in de luwte van een struik naar beneden dwarrelen. Bosmuizen slepen eikels, beukennootjes en kastanjes in de beschutting van een struik om ze daar als voorraad te begraven.
De strategie van een eik
Eiken hebben een bijzondere voortplantingsstrategie: gaaien vliegen in de herfst soms over grote afstanden met eikels in de snavel, om ze onder de rand van een stekelstruik te begraven. Later komt de gaai terug om de zaadlobben van het kiemplantje te oogsten voor zijn jongen. Een eik kan daar tegen. Toch kunnen grazers soms nog bij het eikje. Beter is het, als de eikel gevonden wordt door een muis, die deze dichter bij de stam van de struik opnieuw begraaft, als voorraad voor de winter. Muizen zijn echter een belangrijke prooi voor roofvogels, uilen, katten en kleine marterachtigen, waardoor de kans dat ze hun voorraden aanspreken niet zo groot is. Daarmee zijn de kansen voor de eik juist flink toegenomen. Eiken kunnen daar, in de vrije ruimte zonder lichtconcurrentie van andere bomen, extreem oud worden. Ze kunnen er hun drie fases van groei, rust en doorstart in duizend jaar, met de honderden schimmel- en insectensoorten die van de afzonderlijke stappen in dat proces afhankelijk zijn, volledig doorlopen.
En voilà, een rivierbosweide
En zo ontstaat aan de oevers van rivieren op plekken waar de natuur haar gang kan gaan een paradijselijk en bijzonder rijk bostype: de rivierbosweide. Een natuurlijk bos dat zeer open is, met een grote variatie in structuur. Met zachte overgangen van kortbegraasde weitjes naar hogere ruigtes, struiken en hoog boven het landschap uittorenende bomen. Lianen van hop en bosrank slingeren zich een weg omhoog en dode staande, hangende en liggende bomen zijn een bron van leven voor spechten en vleermuizen, schimmels en insecten. Langs de Grensmaas kun je dit prachtige proces in levenden lijve aanschouwen. Verschillende fases van ontwikkeling zijn bijvoorbeeld te zien in Borgharen/Itteren, Meers, Kerkeweerd (B), Koningssteen en Hochter Bampd (B).
Natuurlijke processen krijgen weer de ruimte
ARK Natuurontwikkeling maakt zich sterk voor een natuurlijke landschapsontwikkeling waarbij erosie en sedimentatie, begrazing en kringloopprocessen een belangrijke rol spelen. In het Rivierpark Maasvallei krijgen die processen volop de ruimte. Het is interessant om te zien hoe miljoenen jaren oude processen meteen weer de draad oppakken en in hun kielzog een grote soortenrijkdom terug hebben laten keren. Van zeepkruid tot kroonkruid, ijzerhard, hartgespan, kandelaartje, weideklokje en kleine en grote kaardenbol. Van bever, boomkikker, koninginnenpage, knautiabij en schoorsteenwesp tot kleine plevier en ijsvogel.
Tekst: ARK Natuurontwikkeling
Illustraties en foto's: Jeroen Helmer, ARK Natuurontwikkeling; Avisum