RivierPark Maasvallei profiteert van ontwikkeling nieuwe natuur
ARK Rewilding NederlandBericht uitgegeven door ARK [land] op [publicatiedatum]
Tussen 2010 en 2015 is de Maasuiterwaard tussen Itteren en Borgharen grootschalig afgegraven. Deze afgraving levert aan zowel de hoogwaterveiligheid als de grindmarkt een belangrijke bijdrage. Een derde mooi winstpunt is dat het achtergebleven ‘maanlandschap’ nu razendsnel wordt ontdekt door mensen, planten en dieren. ARK Natuurontwikkeling constateert dat de verbreding van het rivierbed in combinatie met natuurlijke begrazing niet alleen aantrekkelijke natuur belooft, maar ook waarmaakt.
Langs de Grensmaas tussen Maastricht en Roosteren wordt sinds 2008 hard gewerkt aan veiligheid voor bewoners. Over een lengte van 40 kilometer wordt het rivierbed door afgraving van grind verbreed. Consortium Grensmaas heeft deze zomer het eerste gebied opgeleverd bij Borgharen en Itteren. Voor de bewoners is de kans op een overstroming gedaald van één keer in vijftig jaar naar één keer in de 250 jaar.
Na grindwinning is de bedding van de Grensmaas veel breder geworden. Bij laagwater liggen er eilanden in de rivier en zijn de oevers breed. Ze bestaan vooral uit grind, grof zand en klei. Pioniersoorten veroveren deze plekken snel. Een voorbeeld is de kleine plevier; deze vogelsoort weet feilloos de kale grindvlaktes te vinden. Maar ook planten kiemen er in de eerste zomer massaal. Langs de Grensmaas zijn dat soms bijzondere pionierplanten zoals muurleeuwenbek en slijkgroen of hele gewone zoals perzikkruid. De plekken voor pioniers verdwijnen naarmate er meer planten verschijnen. Maar op grindbanken die met regelmaat overstromen en omgewoeld worden, krijgen deze ieder jaar weer een kans.
De hogere oevers groeien vrij snel vol met een bont mengsel van kruiden zoals wilde marjolein, toorts en boerenwormkruid. Het kalkhoudende zand en grind zorgt zelfs dat er nergens in Nederland zoveel wilde marjolein langs de rivieren groeien als langs de Grensmaas. Elk jaar opnieuw duiken er bijzondere soorten op. Zo werden dit jaar bij Borgharen lange ereprijs en ruige rupsklaver gevonden. Zand en grind blijken cruciaal voor de vestiging van veel bijzondere soorten planten en dieren. Op oevers met veel klei is de ontwikkeling in het begin ook spectaculair, maar dan vooral in de zin van overweldigend ruig. Wilde dieren weten de ruigte zeer te waarderen. Er is veel beschutting en voedsel, zoals groenvoer, nectar en zaden.
In de natuurgebieden langs de Grensmaas leven het hele jaar door kuddes gallowayrunderen en konikpaarden. Ook deze grote grazers weten met de ruigte raad en binnen enkele jaren veranderen ze deze in een mozaïek van bloemrijk grasland afgewisseld met struweel en ruigte. Een ideaal biotoop voor vlinders en zangvogels.
Bovendien helpen de grazers bij de verspreiding van planten. Zo is de gewone agrimonie in het Maasdal toegenomen doordat de zaden meeliften in de vacht. Hoe groter een natuurgebied is, des te verder paarden en runderen kunnen rondtrekken en des te beter de zaadverspreiding. Het aantal grazers is laag zodat bijna alle bloemen kunnen bloeien en zaad zetten. In de herfst zijn deze uitgebloeide velden de favoriete plekken van grote groepen trekkende en overwinterende vogels, die het zaad eten van de talloze planten. Bovendien is dit de hooizolder van de grote grazers, in de winter doen ze zich te goed aan de verdorde ruigten.
Uit onderzoek in Maasuiterwaarden die tien tot twintig jaar geleden werden omgevormd tot natuur (Maas in Beeld) bleek ook al dat de terugkeer van een open, zandige en grindige bodem, en de overgang van agrarisch beheer naar extensieve jaarrondbegrazing, de rijkdom aan planten en dieren langs de Grensmaas enorm verhoogt. Tussen Itteren en Borgharen is het niet anders.
De natuurgebieden langs de Grensmaas in Nederland zijn eigendom van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Het begrazingsbeheer in het zuidelijk deel van de Grensmaas wordt uitgevoerd door FREE Nature met ondersteuning van ARK Natuurontwikkeling.
Tekst: Twan Teunissen en Hettie Meertens, ARK Natuurontwikkeling
Foto’s: Twan Teunissen, ARK Natuurontwikkeling