Mei: grotere kans een blauwtje te lopen
De VlinderstichtingHet boomblauwtje is er altijd als eerste bij en vliegt in april al volop. Dit is ook het blauwtje dat je vaak in de tuin te zien krijgt. Een blauwtje in april in je tuin is honderd procent zeker een boomblauwtje. De rupsen van het boomblauwtje leven van allerlei bomen en struiken, maar vooral van de bloemknoppen. Er zijn twee (soms drie) generaties per jaar. Die voorjaarsgeneratie in april en mei legt de eitjes op struiken en bomen die dan knoppen hebben. Dat zijn bijvoorbeeld sporkehout of vuilboom, maar ook hulst. In het Engels heet het boomblauwtje holly Blue, dus hulstblauwtje. De oude naam van het boomblauwtje was vuilboomblauwtje. De tweede generatie van het boomblauwtje vliegt vanaf juli. Er zijn dan geen bloemknoppen meer aan de hulst en ook aan de vuilboom een stuk minder. Eitjes worden dan onder andere afgezet op de vlinderstruik, maar vooral op de klimop. De rupsjes kruipen in de bloemknop en eten die van binnenuit leeg. Dat is zeer goed voedsel. Bovendien kunnen ze in de knop ongezien eten en worden ze dus minder snel door een vogel gepakt.
Een ander algemeen blauwtje is het icarusblauwtje. Deze begint in de loop van mei te vliegen. De mannetjes daarvan zijn ook felblauw van boven en lijken daarmee wel op boomblauwtjes. Icarusblauwtjes zijn echter echte graslandvlinders. Je treft ze vooral aan in bloemrijk grasland met veel klaverachtigen, zoals rolklaver en kleine klaver. Daar kunnen er ook zomaar tien of meer bij elkaar zitten, iets dat je van het boomblauwtje nooit zult zien; dat zijn echte ‘loners’. Een belangrijk verschil is ook dat icarusblauwtjes veel oranje vlekjes op de onderkant van de vleugel hebben. Boomblauwtjes zijn lichtgrijsblauw met kleine zwarte inktspatjes. De vrouwtjes van icarusblauwtje zijn niet blauw, maar bruin van boven en daardoor is verwarring mogelijk met het bruin blauwtje. Een vreemde naam en een ‘contradictio in terminis’, maar zowel mannetje als vrouwtje van deze soort zijn bruin en ze horen wel tot de familie van de blauwtjes, vandaar. Ook bruin blauwtjes zijn echte graslandvlinders, met reigersbek en ooievaarsbek als belangrijkste waardplanten voor de rups. Zie voor de verschillen tussen icarusblauwtje en bruin blauwtje de herkenningskaart.
In de loop van de zomer verschijnen er nog meer blauwtjes, maar die zijn veel zeldzamer en hebben een heel specifiek leefgebied. Heideblauwtjes komen voor op (liefst vochtige) heiden. Het gentiaanblauwtje, dat nog veel zeldzamer is, zie je alleen op plekken met voldoende klokjesgentiaan. Pimpernelblauwtje en donker pimpernelblauwtje zijn in ons land ieder slechts op één plek aanwezig en leveren voor de herkenning ook geen probleem op. Nieuw in ons land, en in het zuiden al op flink wat plekken te zien, is het staartblauwtje. Deze is herkenbaar aan de weinige oranje vlekjes onderaan de vleugelrand en, als hij vers is, aan het kleine staartje daar. Ook het klaverblauwtje vinden we alleen in het zuiden, in Limburg. Op een enkel hoogveenrestant in het noorden komt ook nog het veenbesblauwtje voor. Als incidentele zwerver komt ook af en toe tijgerblauwtje en geraniumblauwtje op bezoek.
Wees niet bang voor de blauwtjes, maar geniet ervan. Als je weet waar ze voorkomen en als je weet waarop je moet letten om ze te herkennen, is dat geen enkel probleem. Download hier gratis de herkenningskaart blauwtjes (pdf; 699 KB), mede mogelijk gemaakt door BIJ12.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting (leadfoto: boomblauwtje)