Viruscrisis bij de konijnen

Zoogdiervereniging
29-OKT-2020 - De COVID19-crisis drukt ons met de neus op het feit dat een besmettelijke ziekte ingrijpende gevolgen kan hebben. Voor mensen kunnen die gevolgen nog enigszins beperkt blijven door kennis, gedragsaanpassing en medische zorg. Konijnen (en andere wilde dieren) hebben die luxe niet. Verschillende opeenvolgende virusziektes lijken de konijnenstand tot een absoluut dieptepunt te hebben teruggedrongen.

Tellingen gecoördineerd vanuit het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), laten zien dat landelijk de konijnenpopulatie in de periode 1997 tot en met 2019 met ongeveer 75 procent is afgenomen.

Jaren vijftig: myxomatose

Begin jaren vijftig werden in Nederland voor het eerst zieke en dode konijnen aangetroffen die geïnfecteerd waren met het oorspronkelijk uit Brazilië afkomstige myxomatose-virus. Hoewel systematische tellingen van de konijnenstand in die tijd ontbraken, werd ingeschat dat het aantal konijnen in een tijdsbestek van een paar jaar met circa negentig procent afnam. Hoewel het virus tot op de dag van vandaag in de konijnenpopulatie circuleert, ontstond in de loop van de jaren een zekere mate van resistentie en herstelde de konijnenstand zich deels weer.

Figuur 1. Geïndexeerde aantalsontwikkeling van het konijn in de duinen van Nederland, in de vastelandduinen en op de wadden in de periode 1984-2019

Jaren negentig: VHS/RHD

In 1990 werd echter voor het eerst een nieuwe dodelijke virusziekte bij konijnen ontdekt: Rabbit Haemorrhagic Disease (RHD, vaak ook aangeduid als Viral Haemorrhagic Syndrom, VHS), afkomstig uit China. Doordat in de duingebieden van het vaste land al in de jaren tachtig systematische tellingen waren opgestart door de terreinbeheerders (sinds 2014 ondergebracht bij het NEM), zijn dáár de effecten van dit virus op de konijnenstand het best zichtbaar: tussen 1990 en 2002 bedroeg de afname van in de vastelandduinen circa tachtig procent (figuur 1).

Betrouwbare landelijke konijnentellingen zijn er pas sinds 1997 (via tellingen van dagactieve zoogdieren door vrijwilligers van Sovon) en daarmee missen we dus de afname sinds 1990. Desondanks bedraagt de afname tussen 1997 en 2002 nog altijd circa zestig procent (figuur 2). Waar de besmetting met myxomatose (vooral via geïnfecteerde muggen) zich in een paar jaar over het hele land uitbreidde, lijkt de besmetting met RHD (vooral via directe contacten) meer op te treden in de vorm van regionale brandhaarden. Lokaal en regionaal waren daarom grote verschillen in trends. Dat kan ook verklaren waarom de konijnenpopulaties op de Waddeneilanden, geteld vanaf 1993, gespaard bleven. Vanaf 2003 krabbelde de konijnenstand langzaam ook weer op uit het RHD-dal.

2015 tot heden: RHD2

Net als andere virussen treden bij myxomatose en RHD mutaties op die nieuwe uitbraken kunnen veroorzaken. Sinds 2015 wordt in Nederland de variant RHD2 aangetroffen. Waar van 2002 tot 2015 de konijnenpopulatie langzaam weer toenam, is sindsdien opnieuw een forse daling ingezet. Ook nu is dit vooral op het vaste land zichtbaar, maar ook op de Waddeneilanden gaan de cijfers, na in 2015 te hebben gepiekt, naar beneden.

Figuur 2. Indexen van de aantalsontwikkeling van het konijn in Nederland in de periode 1997-2019

Konijnentellingen worden gecoördineerd door de Zoogdiervereniging en vallen onder het NEM. Het CBS bepaalt met de verzamelde data de trends. Het NEM wordt gefinancierd door het Ministerie van LNV.

Meer informatie

  • Rabbits in the coastal dunes (pdf: 3,5 MB), proefschrift van J.M. Wallage-Drees, Rijksuniversiteit Leiden, 1988
  • Wilde konijnen, Marijke Drees, Heleen Goddijn, Sim Broekhuizen, Jasja Dekker en Dick Klees, KNNV Uitgeverij, Zeist, 2007
  • Jaarrapport 2016, Anonymus, Dutch Wildlife Health Centre (DWHC), Utrecht, 2016

Tekst: Vilmar Dijkstra, Zoogdiervereniging en Tom van der Meij, CBS
Foto: Ernst Dirksen
Figuren: Zoogdiervereniging en CBS