Zuidelijke keizerlibel profiteert van warme zomers
De VlinderstichtingDe eerste waarneming van de soort stamt uit 1997. In de jaren daarna werden hier en daar nog enkele exemplaren gezien. De atlas ‘De Nederlandse libellen’ schreef in 2002: “De zuidelijke keizerlibel is een zeldzame dwaalgast in Nederland.” Volkomen terecht op dat moment, maar in de jaren daarna begon het aantal waarnemingen snel op te lopen. Er werden ook steeds vaker ei-afzettende vrouwtjes gezien: de soort was zich echt aan het vestigen in ons kikkerlandje. De zuidelijke keizerlibel leeft bij grote plassen met veel begroeiing, een zandige bodem en een ondiepe oeverzone. De volwassen dieren jagen daar op insecten. Mannetjes doen dat in een zelfgekozen territorium, en wee de rivaal die zijn domein binnen komt vliegen. Vrouwtjes zijn natuurlijk welkom en na de paring worden de eieren in het water afgezet. Nu is die ondiepe oeverzone belangrijk: het water warmt hier snel op, waardoor de eieren (en later de larven) zich in korte tijd kunnen ontwikkelen. Dit is een strategie waar meer zuidelijke soorten gebruik van maken.
Dit jaar werden er erg veel zuidelijke keizerlibellen gemeld. Op het kaartje zien we dat het zwaartepunt van de waarnemingen in de zuidelijke helft van het land ligt, maar dat toch ook in Groningen en op een aantal Waddeneilanden zuidelijke keizerlibellen zijn gezien. Onze zomers kunnen voor de zuidelijke keizerlibel niet warm genoeg zijn. Net als veel andere nieuwkomers onder de libellensoorten profiteert hij duidelijk van het opwarmende klimaat. Bij een ontmoeting met deze soort mag je je vliegschaamte dus even overboord zetten en gewoon genieten van de bijzondere verschijning.
Tekst: Gerdien Bos, De Vlinderstichting
Foto’s: Christophe Brochard
Kaart: NDFF