Gegevens Vogelatlas bewijzen hun waarde in onderzoek naar virussen
Sovon Vogelonderzoek NederlandVirussen die van dieren op mensen kunnen worden overgedragen (zoönosen), zijn veelvuldig in het nieuws. Recent werd bijvoorbeeld het westnijlvirus in ons land aangetroffen, met een grasmus als drager. Van 2016 tot 2019 had het usutuvirus een grote impact op de populatie merels. Dit type virussen vormt in potentie een risico voor de volksgezondheid en veehouderij. Daarom is een belangrijke vraag waar de kans op de uitbraak van een zoönose het grootst is.
Een groep van onderzoekers, aangevoerd door Wageningen University & Research, gebruikte onder andere de gegevens van de Vogelatlas om die risico’s in kaart te brengen. Ze publiceerden de kaarten in het tijdschrift Parasites & Vectors. Met deze kennis kunnen uitbraken sneller worden opgespoord.
De onderzoekers brachten de kansen op het verschijnen van zes verschillende oprukkende virussen in kaart. Het gaat om virussen die via teken en muggen worden overgedragen en die voor een deel op vogels en soms op mensen worden overgebracht. De drie bekendste ervan zijn het westnijlvirus, krim-congovirus en Japanse encephalitisvirus.
Allerlei factoren
Uitbraken van deze virussen hangen samen met allerlei factoren, zoals de temperatuur, luchtvochtigheid, omvang en aard van de veestapel en de aanwezigheid van geschikt biotoop voor muggen en teken. Ook het aantal potentiële dragers, zoals vogels, is van belang voor de introductie en vestiging van een virus.
Vogelgegevens gebruikt
Nederland is een land dat grote aantallen vogels herbergt, die zich verplaatsen over korte tot (zeer) lange afstanden. Hun verspreiding en aantallen werden van 2012 tot 2015 in kaart gebracht voor de Vogelatlas. Voor het virusonderzoek kwam deze grote bron met systematisch verzamelde data goed van pas. Net als bijvoorbeeld data van het KNMI over de weersomstandigheden werden de vogelgegevens gebruikt om de risico’s op toekomstige virusuitbraken in kaarten met een schaal van vijf bij vijf kilometer te presenteren.
Relatieve dichtheid
Van het recent aangetroffen westnijlvirus is uit eerder onderzoek bekend dat de zwarte kraai, kauw, ekster, rotsduif (dus ook postduif en stadsduif) en huismus sterk vatbaar zijn voor het virus. Die gedetailleerdere kennis werd bijvoorbeeld gebruikt door de relatieve dichtheid van deze soorten mee te nemen in berekeningen.
Gerichte monitoring
Een gecombineerde kaart van de zes virussen laat zien dat vooral het zuidoosten van het land risicogebied is. De onderzoekers concluderen dat dit soort voorspellingen op geografische schaal helpen om gerichter te zoeken naar virusuitbraken. En daar komt de hulp van de waarnemer of ‘citizen scientist’ weer om de hoek, net als bij de tellingen voor de Vogelatlas. Door dode vogels te melden kunnen die, wanneer nodig, opgehaald en onderzocht worden. Vrijwillige vogelringers helpen door gevangen vogels te bemonsteren. Zo werd bijvoorbeeld ook het westnijlvirus bij de grasmus ontdekt.
Meer informatie
- Artikel Spatial risk analysis for the introduction and circulation of six arboviruses in the Netherlands
Tekst: Albert de Jong en Chris van Turnhout, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto's: Jan van der Straaten, Saxifraga (leadfoto: rotsduif); Sovon Vogelonderzoek Nederland
Kaarten: Sovon Vogelonderzoek Nederland; Parasites & Vectors 2020