Hoe een kleintje zich staande houdt

Naturalis Biodiversity Center
12-APR-2025 - De kleine keverorchis is een zeldzame orchidee die alleen nog voorkomt op de Waddeneilanden. Het is een van de vroegst bloeiende orchideeën van Nederland, en hij staat in dennenbossen met nauwelijks begroeiing. In Europa zijn geen waarnemingen van bestuivers van deze soort bekend, maar toch vertoont de soort een hoge zaadzetting. Reden om deze orchidee nader te onderzoeken.

Vanaf midden april beginnen de eerste orchideeën te bloeien, waaronder de kleine keverorchis (Neottia cordata). De soort werd voor het eerst op de Waddeneilanden gevonden in 1949 op Ameland, daarna ook op Terschelling, Schiermonnikoog en Vlieland. Orchideeënexpert Jean Claessens, verbonden aan Naturalis Biodiversity Center, vroeg zich af hoe de soort bestoven wordt. De onderzoekingen van Claessens en collega’s richtten zich op Terschelling, waar momenteel de grootste populatie met duizenden exemplaren van de kleine keverorchis te vinden is.

Dennenbossen

Vanaf 1915 werd het stuivende zand van de duinen van West-Terschelling vastgelegd door de aanplant van niet-inheemse dennen (Pinus nigra). Na ongeveer 20 jaar was de aanplant uitgegroeid tot een bos met een gesloten boomlaag. In de ontwikkeling van een dergelijk bos zijn verschillende fases te onderscheiden. Als de kroonlaag genoeg gesloten is, verdwijnt de duinvegetatie en wordt het bos gedomineerd door korstmossen (de korstmosbos-fase), later gevolgd door een fase waarin mossen domineren (de mosbos-fase). De moslaag wordt dikker, en na ongeveer 25 jaar is het bos dan geschikt voor orchideeën, met name kleine keverorchis en dennenorchis (Goodyera repens).

Kleine keverorchis in biotoop

Door de sterke beschaduwing, de nabijheid van de zee, de dikke moslaag en een dik pakket dennennaalden heerst er een specifiek klimaat met een constante, hoge luchtvochtigheid. Alleen in de bijzondere omstandigheden van het mosbos kan de tere kleine keverorchis overleven. Gaat de successie door, dan wordt het bos geleidelijk opener en ontstaat een berken-eikenbos, met meer lichtinval en een lagere luchtvochtigheid. Dit bostype is dan ook ongeschikt voor deze vochtminnende orchideeënsoort.

Bestuivers

De kleine keverorchis is afhankelijk van insecten voor het transport van zijn gele pollenpakketjes. Die liggen in een wit, gootvormig orgaan net boven het stempeloppervlak. Als een insect de punt van dat gootvormig orgaan aanraakt, spuit hier met kracht kleefstof uit, die de pollenpakketjes meeneemt en vastplakt op het hoofd van het insect. De kleefstof hardt onmiddellijk uit, en de pollenpakketjes kunnen niet meer verwijderd worden. De grote vraag was voor Claessens vooral: door wie? Er was slechts één onderzoek uit Amerika uit 1979 bekend, met alleen fragmentarische waarnemingen. Tijd om zelf te gaan kijken op Terschelling, met behulp van entomologen en een studente van de Universiteit Leiden. In 2013 en 2014 werden bestuivers en bezoekers gevangen en gedetermineerd op morfologische kenmerken en met behulp van DNA-analyses. Rouwmuggen (Sciaridae) en paddenstoelmuggen (Mycetophilidae) bleken de hoofdbestuivers, maar ook insecten uit andere families fungeerden als bestuiver. 

Een paddenstoelmug op een kleine keverorchis

Wederzijdse afhankelijkheid

In een mosbos is het vochtig en er groeien nauwelijks andere planten. Waarom komen insecten dan toch in het bos en bestuiven ze de kleine keverorchis? De dennenbossen produceren dennenkegels, die een geschikte groeiplaats vormen voor de gewone dennenkegelzwam (Strobilurus stephanocystis). De zwammen trekken rouwmuggen en paddenstoelmuggen aan, die hun eitjes leggen in de paddenstoelen of in rottend hout. 

Voor hun energievoorziening zijn ze aangewezen op planten in de omgeving, in dit geval dus op de kleine keverorchis. Die scheidt nectar in heel kleine hoeveelheden af, zodat de muggen veel orchideeën moeten bezoeken om in hun energiebehoefte te kunnen voorzien, waardoor de planten goed bestoven worden. De larven van de muggen trekken weer andere insecten aan zoals schildwespen, parasitaire wespen die hun eitjes leggen in de muggenlarven. 

En zo is een levensgemeenschap ontstaan die kenmerkend is voor het mosbos, waarbij de deelnemers van elkaar afhankelijk zijn. Cruciaal hierbij is de fase waarin het dennenbos verkeert. Ook al zijn de dennen niet inheems, toch is het voor het voortbestaan van de kleine keverorchis belangrijk dat voldoende bosareaal in een mosbosfase wordt behouden. Vervangen van de zwarte dennen door de inheemse grove den (Pinus sylvestris) is geen optie, want daarvan is de kroon te open, waardoor de luchtvochtigheid niet hoog genoeg blijft. Momenteel wordt ingezet op cyclisch beheer, waarbij steeds een klein deel van het totale areaal opnieuw aangeplant wordt met zwarte den, zodat na verloop van tijd weer een nieuw bosperceel in een mosbosfase verkeert. Alleen daardoor kan de nieuw ontdekte levensgemeenschap, waarvan de kleine keverorchis deel uitmaakt, behouden blijven.

Bloeiaar van de kleine keverorchis

Meer informatie

Tekst en beeld: Jean Claessens, Naturalis Biodiversity Center (leadfoto: rouwmug op een kleine keverorchis)