Ministerie vraagt om nieuwe rechtszaken met wetsvoorstel stikstof
Open Universiteit, Radboud Universiteit, SoortenNL“Staat de N van LNV eigenlijk wel voor natuur?” vroeg Tjeerd de Groot onlangs in een Kamerdebat aan de minister. Dat die vraag gesteld wordt, zegt veel over de wijze waarop het ministerie van LNV omgaat met het natuurbeleid. Haaks op de mooie woorden die de minister in het parlement spreekt over het belang van natuur en biodiversiteit staat een ambtelijke uitvoeringspraktijk die de aanpak van grote problemen zoals de stikstofdepositie, verdroging en gifstoffen in natuur steeds op de lange baan schuift. In het geval van stikstofdepositie heeft dit geleid tot een reeks van rechtszaken met verstrekkende gevolgen omdat duidelijk is dat het beleid al decennialang chronisch tekortschiet. En steeds als het ministerie klem komt te zitten, wordt de oplossing gezocht in het verder verlagen van de natuurambities in plaats van in het verbeteren van de milieucondities. Waardoor de problemen groter worden en de strop zich strakker trekt.
Dat het niet werkt blijkt keer op keer, maar het ministerie is ongelofelijk hardleers. Ook in de onlangs gepresenteerde Wet Stikstofreductie en Natuurherstel doet het kabinet te weinig om achteruitgang van natuur om te buigen in herstel. Er wordt ingezet op een minimale reductie van stikstof, gebaseerd op een papieren werkelijkheid, in combinatie met herstelmaatregelen waarvan de uitkomsten uiterst onzeker zijn. Het zijn precies dezelfde fouten als in het eerder afgeschoten Programma Aanpak Stikstof. En zelfs nu nog haalt het kabinet de salami-tactiek uit de kast om te kijken of er niet ergens nog een beetje natuur geschrapt kan worden.
In de afgelopen tien jaar heeft Nederland het natuurbeleid onder het mom van ‘nationale koppen eraf’ beperkt tot ‘wat moet van Europa’. Wat ooit verstandig en breed georiënteerd natuur- en landschapsbeleid was, is inmiddels vrijwel helemaal afgebroken. Met het minimalistische beleid dat resteert kan Nederland niet meer voldoen aan de internationale verplichtingen die het is aangegaan en zijn de ‘juridisch houdbare oplossingen’ verder weg dan ooit. De overmatige aandacht voor het juridische komt in de praktijk neer op ‘indicatormisbruik’, een bureaucratische werkwijze die we ook kennen uit zorg en onderwijs. De cijfers zijn belangrijker geworden dan dat wat ze in beeld bedoelen te brengen. Al jaren adviseren mensen met gezond verstand daarom ook om natuurbeleid te maken dat wegstuurt van het juridisch minimum in plaats van het steeds op te zoeken: als je de hele tijd langs de afgrond strompelt, val je er meteen in als je een beetje uit balans gebracht wordt.
Onlangs vergeleek kamerlid Von Martels Natura 2000 nog met een foto van de natuur waarbij het ‘starre’ beleid erop gericht is om alleen die soorten en habitats van de foto te behouden. Dat is een onjuiste voorstelling van zaken. De Vogel- en Habitatrichtlijn schrijven voor dat we een vitale en robuuste natuur moeten realiseren, met ook ruimte voor ecologische ontwikkelingen. De richtlijnen schrijven onder andere voor dat de aanwijzingsbesluiten met enige regelmaat tegen het licht gehouden moeten worden zodat rekening gehouden kan worden met natuurlijke dynamiek en ecologische processen zoals verspreiding.
Het is één van de punten waarop Nederland in gebreke is gebleven. Na de fitnesscheck Vogel- en Habitatrichtlijn in 2016 beoordeelde de Europese Commissie het Natura 2000-instrumentarium als ‘fit for purpose’ maar gaf daarbij ook aan dat de implementatie beter moest. In een kamerbrief van 21 maart 2016 legt de minister de procedure van herijking van de aanwijzingsbesluiten aan de Kamer uit en in 2017 verschijnt een advies gebaseerd op geactualiseerde verspreidingsgegevens van Habitatrichtlijnsoorten in Habitatrichtlijngebieden. Op 5 maart 2018 wordt het voorgenomen besluit gepubliceerd in de Staatscourant en daarna wordt het besluit niet genomen. In 2019 verschijnt ‘Important Bird Areas in the Netherlands’ waarin de nieuwe situatie ten aanzien van vogels in kaart is gebracht. Beide studies laten zien dat we op basis van de huidige stand van zaken in de natuur eigenlijk méér soorten voor méér gebieden zouden moeten aanwijzen maar beide studies zijn niet welkom in de ambtelijke klankbordgroep Herijking Natura 2000. Het is nadrukkelijk de bedoeling om te kijken of er nog wat af kan; dat er iets van natuur bij zou moeten past simpelweg niet in het voorstellingsvermogen van het ministerie. Maar het volgt wel uit de verplichtingen en het is ook de enige juridisch houdbare oplossing voor de stikstofcrisis, die dus eigenlijk een natuurcrisis is.
We roepen de minister daarom op de herijking van Natura 2000 evenwichtig, binnen de wettelijke kaders en gebaseerd op wetenschappelijke feiten vorm te geven. De extra vrijgemaakte middelen voor natuur bieden hiervoor ruimte. Helaas lijkt het ministerie ook hier verkeerd in de wedstrijd te zitten. De extra middelen worden voornamelijk aangewend voor verdere intensivering van beheer met inzet van precies hetzelfde maatregelenpakket als bij het PAS, gebaseerd op precies hetzelfde rekenmodel. Het is een beetje een ‘Tsja-erlebnis’. Het ministerie zou moeten inzetten op herstel van de milieucondities, vooral op het gebied van bodem en waterpeil, robuuste verbindingen en overgangszones waar natuur gekoppeld kan worden met nevenfuncties, maar veel belangrijker is dat de mentaliteit van koehandel en salami-tactiek op het departement verandert. Natuur en landbouw zijn geen communicerende vaten waarbij je ruimte voor landbouw kunt creëren door wat van de natuur af te schrapen – daar gaan ze op den duur allebei kapot aan. Integraal beleid is nodig om beide vanuit een positieve grondhouding bij te sturen - waarbij we onze indicatoren weer als indicatoren gaan zien in plaats van ze te misbruiken als juridische verplichte einddoelen.
Tekst: Sander Turnhout, strategisch adviseur van SoortenNL en kwartiermaker van Radboud Healthy Landscape; Raoul Beunen, universitair hoofddocent aan de Open Universiteit
Foto's: Sander Turnhout