Kringlooplandbouw

Waarover praten zij? Analyse van het debat over kringlooplandbouw

Radboud Universiteit
5-JUL-2020 - Er spelen allerlei problemen in en om de landbouw, zoals bijvoorbeeld de stikstofproblematiek. In voorstellen voor oplossingen speelt kringlooplandbouw een belangrijke rol. Radboud Healthy Landscape bracht het debat hierover in kaart: welke aannames, waarden, normen en belangen liggen ten grondslag aan opvattingen over kringlooplandbouw. Onder de betrokken partijen overheersen de overeenkomsten.

Om te bestuderen in hoeverre opvattingen over kringlooplandbouw verschillen dan wel overeenkomen, hebben we het gebruik van het concept bestudeerd in 113 opiniërende artikelen in dag- en weekbladen, 51 artikelen in vakbladen en 76 parlementaire debatten. Daarbij vroegen wij ons af wat verschillende partijen onder kringlooplandbouw verstaan, voor welk probleem zij vinden dat kringlooplandbouw een oplossing is en welke onderliggende waarden, normen en belangen kunnen worden onderscheiden. Deze vragen staan voor wat we respectievelijk een ‘semantisch spel’, een ‘causaal spel’ en een ‘normatief spel’ noemen. Geïnspireerd door de taalspellen van Wittgenstein en de sociale semiotiek van Peirce vatten we dergelijke spelen op als perspectieven waarmee naar een bepaalde kwestie – in dit geval kringlooplandbouw – wordt gekeken. Door de spelmetafoor krijgen we niet alleen inzicht in de regels maar ook in hoe het spel gespeeld wordt. In het semantische spel staat de betekenis centraal, in het causale spel de analyse van oorzaak en gevolg en in het normatieve spel de opvattingen over hoe het is of zou moeten zijn.

Een kringloop is een kringloop

Het zal geen verrassing zijn dat kringlooplandbouw geen eenduidige term is. Integendeel: de term staat voor verschillende problemen en daarmee ook voor verschillende oplossingen. Opvallend is dat we, ondanks de sterke polarisatie die we op dit moment binnen het landbouwdomein ervaren, ook veel overeenkomsten hebben gevonden. Zo gaat kringlooplandbouw volgens bijna alle deelnemers aan het debat over het sluiten van mineralen- en nutriëntenkringlopen van mest, voer, water en bodem. In dit verband stelt vrijwel iedereen bovendien dat gewasresten, voedselresten en procesafval zoveel mogelijk hergebruikt moeten worden en verwerkt tot nieuwe producten. Ook moet het kunstmestgebruik teruggedrongen worden. Een kringloop is een kringloop, daar is men het over eens.

Wat het niet is…

De debatten in het parlement gingen veelvuldig over wat kringlooplandbouw niet is of juist wel: het gaat (niet) om het halveren of saneren van de veestapel, (niet) om minder import en ook (niet) om het terugbrengen van kunstmest en bestrijdingsmiddelen naar nul. De kringloop moet niet al te beperkend zijn, althans, voor sommige deelnemers. Hier signaleren we grote verschillen, evenals over het schaalniveau. Sommige partijen houden staande dat je ook kunt werken met kringlopen op internationaal niveau, terwijl anderen een regionaal of zelfs lokaal niveau voorstellen. Regionaal kan ook grensoverschrijdend zijn: als je in Groningen aardappels levert aan Duitsland is dat wel regionaal maar niet nationaal: Limburg is tenslotte verder weg.

Een duizenddingendoekje

In het causale spel herkennen we de opvatting over kringlooplandbouw als duizenddingendoekje: kringlooplandbouw moet een oplossing bieden voor het herstel van biodiversiteit, het vergroten van het verdienvermogen van boeren, het herstel van bodemkwaliteit, het tegengaan van klimaatverandering en ook de stikstofproblematiek. Het is natuurlijk mooi als we veel problemen tegelijk op kunnen lossen en de aard van de problematiek is ook zodanig dat we inderdaad integraal zullen moeten werken. Maar een dergelijke verwachting van wat kringlooplandbouw vermag, kan er ook toe leiden dat al die verschillende doelstellingen van kringlooplandbouw uiteindelijk onverenigbaar lijken te zijn. Dat is een ontmoedigende gedachte.

Het zou mooi zijn als we met kringlooplandbouw veel problemen tegelijk zouden kunnen oplossen

Onverenigbare belangen en aannames

Om in beeld te krijgen of dit inderdaad het geval is, moet ook het normatieve spel bekeken worden: welke uitspraken worden er gedaan over de relatie met maatschappelijke belangen, welke aannames over het boerenmetier worden gehanteerd en met welke argumenten wordt de positie van boeren ten opzichte van de maatschappij geduid? Iedereen, van links tot rechts, lijkt het erover eens dat boeren een fatsoenlijke boterham moeten verdienen. Op andere onderwerpen lopen normatieve evaluaties behoorlijk uiteen. Enerzijds gaat het om de waarde die auteurs toekennen aan (mogelijk strijdige) maatschappelijke belangen als natuur, economische groei en voedselproductie. Anderzijds gaat het over aannames met betrekking tot bepaalde sleutelbegrippen binnen de agrarische bedrijfsvoering zoals innovatie en efficiëntie.

Vier teams

Als we de spel-analogie doortrekken kunnen we vier verschillende ‘teams’ onderscheiden die het semantische, causale en normatieve spel op een andere manier vormgeven.

Als eerste is er een team dat vooral inzet op de defensie: boeren hebben al veel gedaan en eventuele verandering is daarom primair aan de markt zelf.

Dan zijn er twee teams die inzetten op de voorhoede. De manier waarop verschilt alleen. Een team wil de beweging naar voren maken richting een meer natuurinclusieve landbouw waarbij agro-biodiversiteit en de ecologische voetafdruk leidend zijn. Het andere zet in op koplopers op het gebied van technologische innovatie en efficiënte van de productie. Dat moet de standaard voor de landbouw worden.

Tot slot is er een team dat ervan uitgaat dat de kracht vooral in het middenveld ligt. Hier staat de gemiddelde landbouwpraktijk centraal waarbij boeren ondersteund moeten worden om meer onafhankelijk (zowel wat betreft de keten als eigen middelen) te kunnen opereren. De omslag moet dan ook primair samen met de boer plaatsvinden. Kringlooplandbouw moet ervoor zorgen dat zij weer een eerlijke boterham gaan verdienen en weer uit de negatieve spiraal van continue kostprijsverlaging kunnen geraken.

Handelingsperspectieven

Gele lisHet zal niet verbazen dat de vier teams ook andere oplossingen en handelingsperspectieven voorstellen. Partijen die natuurinclusiviteit centraal stellen, zetten vooral in op (Europese) subsidies om de vergroening te stimuleren, op aanpassingen van het handelsbeleid en strategieën om de veestapel te verkleinen. Partijen die vinden dat boeren onafhankelijker moeten worden, zetten eveneens in op subsidies zodat de omslag naar kringlooplandbouw gemaakt kan worden en benadrukken het belang van duidelijke normen en onafhankelijke landbouwadviseurs. Deelnemers in het debat die veel verwachten van technologische oplossingen zien juist veel heil in het wegnemen van wettelijke belemmeringen, zodat meer ruimte ontstaat voor ondernemerschap en innovatie.

De meer behoudende groep deelnemers aan het debat doet weinig voorstellen voor veranderingen omdat er vooral behoefte aan rust zou zijn. Waar iedereen het over eens lijkt, is dat boeren zich moeten kunnen verenigen om hun positie in de productieketen te versterken, dat nieuwe verdienmodellen ontwikkeld moeten worden en dat andere ketenpartijen – van voederfabrikant tot consument - ook een belangrijke verantwoordelijkheid hebben in de transitie naar kringlooplandbouw.

De tussenstand

Waar staan we nu? Het is misschien enigszins verrassend, gezien de polarisatie in het debat, maar we zijn toch al een eind op weg: er is verregaande overeenstemming over de probleemdefinitie. Vrijwel iedereen is het erover eens dat bodemdegradatie een toenemend probleem is, dat klimaatverandering noopt tot aanpassingen, dat het verlies aan biodiversiteit zorgwekkend is, dat het inkomen van de boer onder druk is komen te staan. En hoewel niet iedereen deze stelling deelt zijn ook velen het erover eens dat het systeem van voortdurende kostenverlaging en productieverhoging daarmee niet langer houdbaar is. Ook in het normatieve spel zijn we verder dan we misschien zouden verwachten: de boer moet goed betaald worden, de Nederlandse landbouwsector is toonaangevend, die positie moeten we gebruiken om de transitie naar kringlooplandbouw in te zetten en zowel agro-biodiversiteit als technologische innovatie zijn daarbij behulpzaam. Natuurlijk zijn er ook nog rafelrandjes van het doekje die fundamentele vragen oproepen, zoals: wat is een eerlijke prijs? Zijn we wel echt trots op die hoogtechnologische efficiëntie als de ontwikkeling daarvan ons zoveel problemen heeft opgeleverd? En wat bedoelen we precies met efficiëntie en voor wie? 

De tweede helft: een nieuwe dialoog

Een sociaal-semiotische analyse is niet bedoeld om hier antwoorden op te geven; dat is aan politiek en maatschappij. Voor nu is van belang dat de analyse orde schept in het chaotische debat, omdat het laat zien waar overeenstemming over bestaat en waarover nog niet. Hiermee kan een debat, of liever nog, een dialoog beginnen. Eerder onderzoek laat zien dat het voor een ware dialoog niet nodig is dat iedereen het overal met elkaar over eens wordt. Zolang er voldoende gemeenschappelijke basis is, kan een dialoog over verschillende opvattingen en wat daaraan ten grondslag ligt, zeker ook verrijkend zijn, omdat daarmee het arsenaal van mogelijke oplossingen en handelingsperspectieven eveneens wordt verrijkt. En juist de boeren zelf moeten ook een rol krijgen in deze dialoog. Dan hebben we het niet over de Farmers Defence Force, de LTO, of de meer proactieve natuurinclusieve en biologische boeren, maar over het ‘gemiddelde’ boerenbedrijf. Tot nu toe is juist deze groep weinig gehoord in het debat.

Dit onderzoek heeft de gemeenschappelijke basis onder verschillende opvattingen van kringlooplandbouw blootgelegd. We hopen hiermee een constructieve bijdrage te leveren aan de dialoog over de transitie van ons voedselsysteem.

Het debat over de kringlooplandbouw is door de Radboud Universiteit in kaart gebracht in opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving.

Meer informatie

Tekst: Radboud Universiteit: Huub Ploegmakers en Sander Turnhout, Healthy Landscape Radboud Universiteit; Kevin Raaphorst en Henk-Jan Kooij, Centre for Urban Research (CentUR); Noelle Aarts, Institute for Science in Society
Foto’s: Sander Turnhout