Provincies starten proef om aanrijdingen met reeën te voorkomen
Provincie GelderlandJaarlijks duizenden aanrijdingen met reeën
In de periode 2016-2017 zijn er gemiddeld meer dan 6.300 reeën geregistreerd als slachtoffer van een aanrijding op verkeerswegen. De meeste aanrijdingen (35 procent) vinden plaats in maart, april en mei, wanneer reeën relatief actief zijn. Doordat de reeënpopulatie nog steeds groeit, neemt ook het aantal aanrijdingen toe.
Extra onderzoek nodig
Provincies treffen verschillende maatregelen om aanrijdingen te voorkomen. Er is echter weinig bekend over het effect van deze maatregelen. Daarnaar heeft BIJ12, het bureau waarin de provincies samenwerken aan onder andere natuur- en faunabeheer, onderzoek laten doen. In de bureaustudie – uitgevoerd door Wageningen Environmental Research, in samenwerking met Van Bommel Faunawerk – is gekeken naar het effect van 19 verschillende maatregelen. Twaalf ervan worden in ons land toegepast. Dit zijn bijvoorbeeld rasters, faunapassages, wildreflectoren, waarschuwingsborden en het aanpassen van de rijsnelheid. Ook het verminderen van de reeënpopulatie door afschot is een maatregel. Uit het onderzoek blijkt echter dat van de meeste maatregelen niet precies bekend is in hoeverre ze de kans op aanrijdingen verkleinen. Er komt daarom aanvullend onderzoek.
Veldproef met twee maatregelen
De komende vier jaar wordt de effectiviteit van twee maatregelen in een veldproef gemeten. Dit gebeurt in de provincies Gelderland en Utrecht. Op zogenoemde ‘hotspots’ waar veel reeën oversteken, worden virtuele hekwerken geplaatst. Deze ‘hekken’ bestaan uit sensoren op paaltjes in de wegberm. De sensoren geven, wanneer ze door koplampen worden beschenen, een geluids- en lichtsignaal dat reeën afschrikt om over te steken. In Nederland wordt deze maatregel nog nauwelijks toegepast. De andere maatregel is het verminderen van de reeënpopulatie door gericht afschot in het gebied direct langs de wegen.
Eerst nulmeting
Beide maatregelen worden pas in de tweede helft van het onderzoek genomen. De eerste twee jaar wordt de situatie vastgelegd zoals die zonder de maatregelen aanwezig is: een nulmeting. Daarvoor zijn sporenbedden aangelegd. Dit zijn zandstroken, meestal 100 meter lang, maximaal 2 meter breed en 15 centimeter dik. Twee keer per week worden in deze sporenbedden sporen afgelezen, daarna worden ze weer aangeharkt. Zo wordt gemeten hoe vaak reeën in de bermen staan en/of oversteken. Ook wordt gedurende de hele periode het aantal aanrijdingen bijgehouden.
Tekst: Provincie Gelderland
Foto's: Natuurlijk!communicatie (leadfoto: zandbed)