Waaiergarnalen de laatste 10 jaar sterk toegenomen
Stichting ANEMOONDe Bonte waaiergarnaal (Eualus cranchii) doorgaans kortweg Waaiergarnaal genoemd, heeft een gedrongen lichaam en wordt niet groter dan 2 centimeter. Voor de ogen staan twee sprieten die elk uitlopen in een naar boven gerichte geveerde flagel: de 'waaiertjes'. De dieren houden hun korte, gebochelde achterlijf meestal hoog, zodat het lichaam achter het kopborststuk eerst naar boven knikt en daarachter naar beneden buigt. De kleur en het kleurpatroon zijn zeer variabel, vaak min of meer doorzichtige met zwarte, rode, oranje, groene of gele spikkels. Soms is het dier geheel donker gekleurd met rode strepen of witte vlekken over over het lichaam en ledematen. Het snuitstuk tussen de ogen (rostrum) is zeer kort en heeft aan de voorkant twee korte puntjes. Aan het korte voorste paar looppoten zitten kleine scharen. Het tweede paar looppoten is langer met nog kleinere scharen. De carpus (het deel voor de schaar) van de tweede looppoot bestaat uit 6 leden.
Duikende waarnemers maken geen onderscheid
Er zijn nog twee andere zeldzame Eualus-soorten die met het blote oog niet van de Bonte waaiergarnaal zijn te onderscheiden. Het op naam brengen van de verschillende soorten waaiergarnalen is voer voor specialisten. Gezien de kleine afmetingen en de moeilijk zichtbare kenmerken wordt er bij het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO) door de deelnemers aan dit project (sportduikers) geen onderscheid gemaakt tussen de drie soorten. Daarom worden waarnemingen op de formulieren ingevuld als 'waaiergarnalen (Eualus spec.)'.
Uit vangsten met netten en andere hulpmiddelen waarbij garnalen zijn verzameld en met behulp van een binoculair wel tot op de soort zijn gedetermineerd, weten we dat in elk geval de Bonte waaiergarnaal veel meer voorkomt in onze kustwateren dan de twee andere soorten. Het is daarom aannemelijk dat als duikers in de Zeeuwse wateren waaiergarnalen waarnemen het voornamelijk om de Bonte waaiergarnaal gaat.
MOO-waarnemingen over de laatste 10 jaar
Het Monitoringproject Onderwater Oever is in 1994 gestart. In 2018 bestond het MOO 25 jaar. Over de periode 1994 tot en met 2018 zal daarom een uitgebreide analyse worden uitgevoerd. Het betreft de MOO-waarnemingen in de Zeeuwse Delta en in de Noordzee (onder andere bij wrakken en op de Schelpdierbank) en enkele locaties in de Waddenzee. De MOO-zoetwatergegevens worden buiten beschouwing gelaten. Inmiddels is de validatie van de betreffende gegevens al in volle gang. Daarna volgt een analyse waarbij trends, seizoenspatronen en de verspreiding in beeld worden gebracht. Deze worden eind 2019 gepubliceerd in de rapportage-reeks 'Het Duiken Gebruiken' (pdf: 20,9 MB). In 2020 volgt een analyse met betrekking tot biodiversiteit, waarbij ook invloeden van klimaat, exoten en andere factoren worden meegenomen. Bij het MOO zijn ruim 150 soorten bij de standaardmonitoring betrokken. Waaiergarnalen vallen sinds 1997 binnen de standaardmonitoring.
Voorlopige resultaten
Uit een eerste verkennende analyse komt naar voren dat waaiergarnalen vanaf 2012 tot 2018 sterk zijn toegenomen in de Zeeuwse Delta. In de 16 jaar daarvoor (1997 tot en met 2012) was er in de Oosterschelde geen sprake van een duidelijke trend. Die toename over de laatste tien jaar is het sterkst in het oostelijke deel van de Oosterschelde (ten oosten van de Zeelandbrug). In het westelijke deel komt ook een toename naar voren, maar de aantallen nemen daar minder toe dan in het oostelijke deel. In de Noordtak van de Oosterschelde komen waaiergarnalen het minst voor. Ook daar is sprake van een geringe toename in de laatste tien jaar. In het Grevelingenmeer neemt de soort eveneens de laatste tien jaar toe, maar in de periode 2004 tot en met 2007 waren de waargenomen aantallen gemiddeld ongeveer even hoog als in de periode na 2012 tot en met 2018. In alle andere jaren waren de waargenomen aantallen waaiergarnalen lager.
Strenge winters
Duikers geven aan dat waaiergarnalen mogelijk gevoelig zouden kunnen zijn voor strenge winters en dat de dieren in de jaren na strenge winters minder worden gezien. Na een aantal zachte winters zou de soort toenemen. Er is echter geen duidelijke negatieve correlatie gevonden tussen koude winters (Hellmann koudegetallen) en het voorkomen. Evenmin geldt dat na een periode van meerdere milde winters achtereen er altijd sprake is van een toename. Het vermoeden is dat het voorkomen niet alleen negatief wordt bepaald door zeer lage zeewatertemperaturen in de winter, maar ook positief door geschikte watertemperaturen (voor de voortplanting) in de rest van het jaar.
Reële toename of leercurve
Kenmerkend voor het MOO is dat waarnemers ook nul-waarnemingen systematisch doorgeven en ook kunnen aangeven dat ze onvoldoende op de soort hebben gelet. Op deze manier wordt voorkomen dat de waarnemersinspanning de trend beïnvloedt.
In dit geval is niet zo goed vast te stellen of waarnemers misschien steeds beter leren hoe ze de soort kunnen vinden. Waaiergarnalen, ook de zeldzamere, leven namelijk verscholen in holen en spleten. Door deze verscholen leefwijze zullen waarnemers ze vermoedelijk vaak over het hoofd zien. Als waarnemers de plekken waar de soort leeft beter weten te vinden of gerichter zijn gaan zoeken, dan kan dat (een deel) van de waargenomen toename verklaren.
Toch is het niet waarschijnlijk dat toegenomen ervaring of toegenomen motivatie de soort te vinden een rol van betekenis hebben gespeeld bij de waargenomen toename. We zien immers ook bij waarnemers die al veel langer dan 10 jaar op waaiergarnalen letten dat ze de afgelopen tien jaar steeds meer exemplaren zijn gaan waarnemen.
Conclusie
Hoewel het om een voorlopig analyse-resultaat gaat, lijkt de waargenomen toename van waaiergarnalen in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer reëel. De relaties tussen het voorkomen van de soort en de temperatuur moeten nog verder worden onderzocht. Aangezien de Bonte waaiergarnaal verreweg het meeste voorkomt, is het waarschijnlijk dat de waargenomen toename vooral op deze soort betrekking heeft.
Tekst: Adriaan Gmelig Meyling en Luna van der Loos, Stichting ANEMOON
Foto’s: Marco Faasse (leadfoto: Waaiergarnaal) en Wijnand Vlierhuis, Stichting ANEMOON
Figuur: Stichting ANEMOON