Invoer en verspreiding van het mediterraan draaigatje
EIS Kenniscentrum Insecten, Kennis- en Adviescentrum DierplagenMediterrane draaigatjes (soorten uit het Tapinoma nigerrimum-complex) zijn mieren die zeer grote kolonies maken met hoge dichtheden aan werksters. Ze leven tot nu toe alleen in stedelijk gebied – onder stoepen, in tuinen en in huizen – en waar ze voorkomen wordt overlast ervaren.
Introductie
In 2013 zijn mediterrane draaigatjes voor het eerst vastgesteld in Nederland. Er werd toen gespeculeerd dat aanvoer met tuinplanten met aarde vanuit het Middellandse Zeegebied de meest logisch introductieroute was. In Duitsland was de soort namelijk ook gevonden op tuincentrumterreinen.
In Nederland ontbrak zo’n directe aanwijzing, maar in 2018 kwam daar verandering in. Toen werd een grote populatie van deze mieren gevonden bij een tuincentrum. De mieren waren algemeen langs het gebouw, op de parkeerplaats en rondom potplanten. Grote olijfbomen uit het Middellandse Zeegebied staan in kuipen op het terrein. Het is aannemelijk dat met potaarde van deze of andere mediterrane planten kolonies van het draaigatje naar ons land zijn versleept. Hierna volgde een vestiging onder de bestrating van het tuincentrum, maar waarschijnlijk ook in allerlei door de zon beschenen nieuwe potplanten op het terrein. Via de verkoop van planten uit dit tuincentrum kunnen de mieren vervolgens ook in woonwijken terecht komen, een secundaire verspreiding dus, met alle gevolgen van dien.
Verspreiding
Een van de acht Nederlandse (buiten)populaties wordt nauwgezet gemonitord. Hier blijkt duidelijk dat er ook risico’s zijn op een tertiaire verspreiding van de mieren. De populatie van het draaigatje bevindt zich hier over een lengte van circa 180 meter, met nog enkele uitlopers in de breedte. De populatie beslaat onder andere ongeveer 25 tuinen. Vorig jaar is hier een stoep opnieuw betegeld, wat gepaard ging met grondverzet. In vier van deze tuinen zijn de afgelopen jaren flinke vernieuwingen geweest aan de beplanting, bestrating en bodem (mogelijk zelfs als reactie op de massale aanwezigheid van de mieren). In deze gevallen is grond afgevoerd en soms ook beplanting, potten en balken. Als zich hierin koninginnen bevinden, kunnen op de plekken waar deze terecht komen – bijvoorbeeld de vuilstort of plekken waar het materiaal hergebruikt wordt – mogelijk weer nieuwe populaties ontstaan.
Vreemd genoeg was op deze plek de aanwezigheid van de invasieve mier ruim bekend bij de betrokkenen, maar blijkbaar was dit niet voldoende aanleiding om te voorkomen dat mogelijk met mieren geïnfecteerd materiaal verplaatst werd.
Tot slot
Mediterrane draaigatjes zouden zomaar eens een omvangrijk probleem in Nederland kunnen worden. Bij invasieve exoten geldt dat voorkomen altijd beter is dan genezen, helemaal omdat het er op lijkt dat bestrijding van de draaigatjes een uitermate lastig, voortdurend en duur proces is.
Acties om het mediterraan draaigatje in toom te houden dienen zich dus te richten op drie niveaus: het voorkómen van (1) de import van besmette planten, (2) distributie vanuit tuincentra en (3) verplaatsingen vanuit bestaande kolonies in stedelijk gebied.
Tekst: Jinze Noordijk, EIS Kenniscentrum Insecten & Anna Möller, Kennis- en Adviescentrum Dierplagen
Foto’s: Jinze Noordijk (leadfoto: opwarmende clusters van het mediterraan draaigatje); Lotte van Boesschoten; Anna Möller