2018: niet het jaar van de slang
Stichting RAVONDe adder en gladde slang, slangensoorten van de zandgronden en hoogvenen, zijn in 2018 beduidend minder waargenomen dan in voorgaande jaren. Beide soorten werden vanaf eind juni nauwelijks meer gezien, veel minder in ieder geval dan in andere jaren. Het was in grote delen van 2018 dus veel lastiger om deze soorten te zien te krijgen.
Om een indruk te krijgen van het effect van het uitzonderlijke weer op deze slangen, is gebruik gemaakt van gegevens die vrijwilligers in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) verzamelden. Hoewel nog niet alle gegevens uit 2018 beschikbaar zijn, zijn er wel opvallende patronen zichtbaar. In de onderstaande grafieken is per week het gemiddelde aantal waarnemingen uitgezet voor de periode 1990-2017 en voor 2018. Daarnaast is bekeken hoeveel waarnemingen in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) zijn opgenomen in 2018 en in 2013-2017. Hierin zitten naast NEM-gegevens ook waarnemingen van mensen die niet aan het NEM meedoen.
Het is normaal dat de adder aanzienlijk vroeger verschijnt dan de gladde slang. Opvallend afwijkend wordt het met name vanaf week 26 (eind juni). Dan blijft het aantal waarnemingen van beide slangensoorten zeer sterk achter bij het langjarig gemiddelde. Het valt ook op dat de nazomerpiek, die we normaliter bij beide soorten zien, vrijwel geheel achterwege blijft.
Naast de gegevens uit het NEM is ook gekeken naar het aantal waarnemingen dat in de NDFF van beide soorten is opgenomen. Ook hier is het aantal waarnemingen uit 2018 vergeleken met het aantal waarnemingen uit 2013-2017. In deze laatstgenoemde vijf jaren zijn gemiddeld 1765 waarnemingen van de adder per jaar gemeld, tegen 1230 in 2018. Voor de gladde slang gaat het om gemiddeld 818 waarnemingen, tegenover 464 in 2018.
Het gebrek aan waarnemingen hoeft niet te betekenen dat de slangen zijn gestorven. De trefkans voor slangen wordt namelijk sterk beïnvloed door de hoeveelheid zonneschijn en warmte. Het is normaal dat ze bij heel erg warm weer minder gezien worden. Waarschijnlijk hebben de slangen zich in deze extreem warme en droge zomer en herfst schuilgehouden op koelere en vochtigere plekken onder de vegetatie of onder de grond.
Hoe de uitzonderlijke weersomstandigheden van 2018 doorwerken op de conditie van de slangen en daarmee op hun voortplanting en op de sterfte, zal de komende jaren duidelijk worden. Uiteraard volgt RAVON dit op de voet, want met het warmer worden van het klimaat zullen dit soort jaren waarschijnlijk vaker voor gaan komen. Deze kennis is meer dan ooit relevant, om bijvoorbeeld klimaatbestendige beheermaatregelen te ontwikkelen en toe te passen.
Blijf dus vooral monitoren of begin een route!
Tekst: Rolf van Leeningen, Ingo Janssen & Jeroen van Delft, Stichting RAVON
Foto's: Raymond Creemers, Stichting RAVON (leadfoto: adder)
Grafieken: Landelijk Meetprogramma Reptielen