Meidoornuil zien? Nu op pad!
De VlinderstichtingDe meidoornuil (Allophyes oxyacanthae) is prachtig gekleurd en als hij op een licht bemoste boomstam zit valt hij, door de goede schutkleur, nauwelijks op. De voorvleugel van deze uil heeft een bruine grondkleur met een variabele koper- tot donkergroene bestuiving, vooral langs de binnenrand en de achterrand. De buitenste dwarslijn heeft vlak bij de binnenrand vaak een kenmerkende witte afzetting, die als een witte halvemaanvormige vlek zichtbaar is. De uilvlekken zijn duidelijk: vooral de niervlek is opvallend groot. Kenmerkend is ook de vrij dikke, zwarte schouderstreep die in combinatie met de binnenste dwarslijn soms een soort pijl-en-boog-figuur vormt. Soms komen donkere exemplaren voor. De meidoornuil is door de uitgesproken tekening eigenlijk niet met een andere soort te verwarren. De rupsen, die van april tot juni te vinden zijn, leven zoals de naam al doet vermoeden, op meidoorn, maar ook sleedoorn, berk en allerlei fruitbomen kunnen worden gebruikt.
De meidoornuil leeft in loofbossen, struwelen en tuinen en komt verspreid over het land voor, vooral in de duinen en op de zandgronden in het binnenland, waar de soort soms plaatselijk algemeen is. Buiten de zandgronden is de soort ook wel te vinden, maar daar is de dichtheid veel lager en dus de trefkans kleiner. Overdag is de meidoornuil in rust en is hij, dankzij die goede schutkleur, moeilijk te vinden. De beste manier om hem te zien te krijgen is door te stropen. Hierbij smeer je een uur voor zonsondergang een mengsel van (appel)stroop, suiker en vaak wat rot fruit en/of alcohol op bomen. Een uur na zonsondergang kun je de plekken controleren en dan heb je de kans de meidoornuil aan te treffen. Als het droog weer is heb je de volgende avond(en) ook kans. Vaak is het zelfs de tweede of derde dag na het smeren succesvoller dan op de eerste avond. Naast de meidoornuil zijn er momenteel op stroop meer nachtvlinders aan te treffen, zoals bruine herfstuil, witstipgrasuil en ook huismoeder en volgeling zijn nog aanwezig.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting