Oranjetipjes vliegen massaal
De VlinderstichtingDe meeste vlinders die we nu tegenkomen hebben meer generaties per jaar. De nakomelingen van de huidige vlinders komen in de zomer of nazomer dus nog een keer tevoorschijn. Zo zien we van de zomer de nieuwe dagpauwogen en kleine vossen op onze vlinderstruik; het bont zandoogje is zelfs in drie generaties tot in oktober toe te vinden. Bij oranjetipjes is dat niet het geval. De mannetjes van nu vliegen vele kilometers op een dag op zoek naar vrouwtjes in de hoop te kunnen paren. Vrouwtjes die gepaard hebben, zullen hun eitjes afzetten en sterven daarna. In de loop van mei zijn zowel mannetjes als vrouwtjes verdwenen. Uit de eitjes komen de rupsen die eten en groeien tot in de loop van juni wanneer ze zich verpoppen. Dat doen ze ergens tussen de struiken. De poppen blijven daar hangen vanaf juni tot het volgende jaar april of mei: dan pas komen de vlinders uit de pop. In de winter zitten ze als pop tussen de bomen en struiken op plekken waar de plantengroei niet wordt gemaaid of afgegraasd, en waar ze dus maanden ongestoord kunnen hangen.
De planten waar de rupsen van leven zijn vooral pinksterbloem en look zonder look. Ook andere kruisbloemigen worden gebruikt, maar eerstgenoemde twee zijn favoriet; hierop is de overleving van de rupsen ook het grootst. Look zonder look staat altijd al in bosranden en de rupsen kunnen vanaf die plant vrij snel hun verpoppingsplaats bereiken. Pinksterbloem is een echte graslandplant die ook op vele tientallen meters uit de bosrand staat. Omdat rupsen deze afstand niet kunnen overbruggen, zetten vrouwtjes hun eitjes vooral af op pinsterbloemen die in de buurt van bomen en struiken staan. Dat gaat om een afstand van zo’n 10 tot 15 meter. Zoals al gemeld zijn ook andere kruisbloemigen geschikt als voedsel voor de rupsen van het oranjetipje. Zo kun je ze ook vinden op de judaspenning in de tuin. De rupsen eten niet of nauwelijks van blad en stengel, maar specialiseren zich op het zaad van hun waardplant. Bij de judaspenning zijn dat de ‘penningen’; daarop moet je de rupsen dan ook zoeken. Dit jaar zouden die rupsen vanaf begin mei te vinden moeten zijn. Als je ze vindt, heb je het bewijs dat je tuin een voortplantingsgebied is voor de oranjetipjes: een kraamkamer dus!
Geef de waarnemingen van oranjetipjes, maar ook alle andere tuinbewoners door via de Jaarrond Tuintelling.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting