Risico’s van genetisch gemodificeerde maïs voor vlinders in akkerranden
De VlinderstichtingIn de landbouw wordt wereldwijd een groeiend areaal verbouwd met insectenresistente genetisch gemodificeerde (gg-) gewassen, zoals Bt-maïs. In Nederland zijn deze gewassen niet toegelaten. Maar met de toenemende druk om alternatieve methoden van gewasbescherming te ontwikkelen, zou het een van de opties voor de toekomst kunnen zijn. In veel gg-landbouwgewassen is resistentie tegen insectenvraat ingebouwd. Deze gewassen bevatten Bt-toxinen die giftig zijn voor bepaalde plaaginsecten. Deze toxinen worden door bodembacteriën gemaakt en komen van nature in de bodem voor. Ze worden ook gebruikt in biologische bestrijdingsmiddelen. Via genetische modificatie kan het vermogen om deze toxinen aan te maken ook in planten ingebouwd worden. Bt-maïs maakt bijvoorbeeld toxinen gericht tegen de rupsen van bepaalde nachtvlinders: maïsboorders. Deze gaan dood wanneer ze van de plant eten. Maar de toxinen kunnen, bijvoorbeeld via stuifmeel, ook in de omgeving van de akkers terechtkomen. Daarmee zouden ze mogelijk een probleem kunnen vormen voor andere vlindersoorten die niet als plaagsoorten worden beschouwd. Vaak is het echter onduidelijk of er in de omgeving van de akkers soorten voorkomen waarvoor dit een probleem zou kunnen zijn. In opdracht van de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) heeft De Vlinderstichting daar nu een overzicht van gemaakt.
De Vlinderstichting heeft onderzocht welke soorten in belangrijke mate in de omgeving van akkers voorkomen, en dus via de rupsen aan stuifmeel van maïs blootgesteld zouden kunnen worden. Op basis van de verspreiding van akkers en vlinders is nu voor alle soorten dag- en macro-nachtvlinders in Nederland vastgesteld welk aandeel van hun areaal of populatie zich binnen een straal van dertig meter rond maïsakkers bevindt. Dit is sowieso een flink deel van Nederland: 13 procent van het land, en zelfs 20 procent van de hogere zandgronden! De opvallendste uitkomst was dat de soort met het hoogste aandeel waarnemingen rond maïsakkers (38 procent) ook een van de meest bedreigde is: het donker pimpernelblauwtje, een Europees beschermde dagvlinder. In totaal kwamen 10 soorten dagvlinders en 28 soorten nachtvlinders meer dan verwacht voor in de randen van maïsakkers en kunnen dus als rups aan maïsstuifmeel worden blootgesteld. Voor de dagvlinders zijn er bovendien nog 9 bedreigde soorten die zich, op weg tussen verschillende leefgebieden, in randen van maïsakkers kunnen voortplanten.
“Gezien de afname van vlinderpopulaties in Nederland, kan elke verzwaring van bestaande drukfactoren leiden tot een versterkte achteruitgang van deze populaties”, geeft onderzoeker Michiel Wallis de Vries van De Vlinderstichting aan. “Daarom is het van groot belang om de omgeving van akkers ‘vlindervriendelijk’ te houden. Niet alleen in relatie tot de mogelijke toelating van gg-gewassen, maar ook in breder verband bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, bemesting en de uitvoering van beheer.” De inzichten en resultaten van het onderzoek zijn van belang voor de verbetering van de milieurisicobeoordeling, ook in Europees perspectief. Daarom is het rapport in het Engels uitgebracht. De COGEM wijst op het belang van onderzoek voor het beoordelen van risico’s voor vlindersoorten en identificeert, op basis van het door De Vlinderstichting uitgevoerde onderzoek, drie vlindersoorten die in akkerranden voorkomen en hiervoor gebruikt zouden kunnen worden: argusvlinder, kleine parelmoervlinder en koninginnenpage. Ook signaleert de COGEM dat bij een eventueel toekomstig besluit over toelating van een Bt-gewas een vergelijking van de effecten op vlinderpopulaties tussen gangbare en alternatieve methoden van beheersing van plaaginsecten wenselijk is.
Het rapport is hier beschikbaar.
Tekst: Kars Veling en Michiel Wallis de Vries, De Vlinderstichting
Foto's: Kim Huskens; Sergej Jansen; Kars Veling