Aanval van grijze zeehond loopt soms goed af voor bruinvis
Faculteit Diergeneeskunde, UU, Stichting Rugvin, ZoogdierverenigingBruinvissen hebben in de Nederlandse wateren veel te duchten van grijze zeehonden. Aanvallen van grijze zeehonden behoren zelfs tot de meest voorkomende oorzaken van sterfte bij deze kleinste walvissensoort. Onderzoek door de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht en Stichting Rugvin heeft nu voor het eerst aangetoond dat bruinvissen aan zo’n aanval kunnen ontsnappen en, belangrijker nog, deze ook overleven. Een artikel (pdf; 671 KB) over dit onderzoek verscheen onlangs in Lutra, het wetenschappelijke tijdschrift van de Zoogdiervereniging.
Deze niet-dodelijke aanvallen kunnen een grote invloed hebben op het ecosysteem, in het bijzonder in gebieden waar veel grijze zeehonden en bruinvissen samen voorkomen. Het is namelijk te verwachten dat de bruinvis zijn gedrag gaat aanpassen. ‘Want van een succesvolle ontsnappingspoging leren de dieren’, zo vertelt onderzoekster Lonneke IJsseldijk van de faculteit Diergeneeskunde. ‘Het zou ons dus niets verbazen als de bruinvissen strategieën ontwikkelen om zeehonden te ontwijken.’
Vaste populatie
Onderzoekers van Stichting Rugvin monitoren de bruinvispopulatie in de Oosterschelde. Deze populatie verblijft permanent in het gebied, in tegenstelling tot de bruinvissen in de Noordzee. De Stichting verzamelt foto’s van bruinvissen in de Oosterschelde voor foto-identificatiedoeleinden. 'We weten door foto-identificatie dat veel bruinvissen al jaren in de Oosterschelde leven’, vertelt Annemieke Podt, onderzoeker bij Stichting Rugvin. ‘Dat maakt het mogelijk om onderzoek te doen naar individuele dieren, maar ook naar hun interacties met grijze zeehonden die daar ook voorkomen.’
Volledig hersteld
In de laatste decennia zijn minimaal tien in dit gebied gestrande bruinvissen gestorven als gevolg van een aanval door een grijze zeehond, zo wees sectie door de Utrechtse faculteit Diergeneeskunde uit. Toch blijkt dat niet alle interacties een dodelijke afloop voor bruinvissen te hebben. In de fotodatabase van Stichting Rugvin stelde Annemieke Podt bij vier individuen littekens vast op de staartaanzet en op delen van de flanken. 'De littekens vertoonden sterke overeenkomsten met de wonden die grijze zeehonden kunnen toebrengen. De wonden waren geheeld en bovendien waren de littekens ook al in voorgaande jaren gezien bij deze bruinvissen. Dit bewijst dat deze vier dieren volledig hersteld waren van hun verwondingen. ‘En dat had ik nog niet eerder gezien’, aldus Lonneke IJsseldijk.
Onder druk
Ook al hoeft een confrontatie met een grijze zeehond niet in alle gevallen fataal te zijn, de bruinvissenstand in het gebied staat toch onder druk. IJsseldijk: ‘Juist omdat het een vaste populatie betreft. De voedingsbronnen in de zeearm zijn schaars en er is dus de dreiging van grijze zeehonden. Maar wegtrekken naar open water doen de bruinvissen niet.’ Vermoedelijk vormt de Oosterscheldekering voor bruinvissen een onneembare geluidsbarrière. Na de bouw van de Oosterscheldekering waren de bruinvissen aanvankelijk verdwenen uit het gebied. In de jaren negentig van de vorige eeuw waren de dieren weer terug in de zeearm. ‘Misschien wel doordat ze met het getij mee de Oosterschelde zijn ingezogen,’ aldus de biologe. Overigens migreren grijze zeehonden wèl van de Oosterschelde naar de Noordzee.
Onderzoek naar levende dieren
Er is steeds meer bekend over de wisselwerking tussen grijze zeehonden en bruinvissen in de Noordzee en elders, maar de studies richten zich in veel gevallen op het onderzoek van gestrande, dode dieren. De jongste onderzoeksresultaten laten zien dat we ook moeten kijken naar niet-dodelijke confrontaties: zowel in de Oosterschelde als in de Noordzee.
Verandering van spijs
In het zuidelijke deel van de Noordzee worden jaarlijks honderden verminkte, dode bruinvissen aangetroffen. Eerder onderzoek door de Universiteit Utrecht, Wageningen Marine Research en het NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee toonde aan dat de dieren sinds enkele jaren op het menu van de grijze zeehond staan. Het was de Belgische onderzoeker Jan Haelters van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) die in 2012 als eerste wees op de grijze zeehond als mogelijke ‘boosdoener’. Hem vielen namelijk de overeenkomsten op tussen de aangebrachte letsels en de afdrukken die tanden van grijze zeehonden achterlaten. Het gecombineerde Nederlandse onderzoek bevestigde zijn gelijk.
Tekst: Faculteit Diergeneeskunde, UU / Stichting Rugvin
Foto's: Annemieke Podt