Echte wintervlinders
De VlinderstichtingJe kunt ze toevallig tegenkomen op het keukenraam, op de verlichte foto in het bushokje, in een fietstunneltje met een lamp, of op een flatgalerij: de kleine wintervlinder. Het is een heel veel voorkomende vlinder; het meest talrijk zijn ze in bosachtige streken en op de zandgronden. Je kunt er met gemak honderden tellen op een avond, als je een bosje op de Veluwe, Brabant of de duinen opzoekt. Ze zijn vooral aan het begin van de avond goed te vinden. Mannetjes zitten dan op de stammen van bomen en hebben hun vleugels omhoog boven hun lijfje, zodat ze als vlaggetjes oplichten als je met een lantaarn de bomen afzoekt. Soms kun je op een boom zo twintig tot dertig kleine wintervlindermannen aantreffen. Deze mannen wachten geduldig op de vrouwtjes, die zich onder de boom tussen het strooisel hebben verpopt.
Als de vrouwtjes, die geen vleugels hebben en dus niet kunnen vliegen, uit de pop komen, kruipen ze de stam op naar boven. Daar kunnen ze de wachtende mannetjes bijna niet missen. Na de paring kruipen ze verder omhoog om bovenin de boom hun eitjes af te zetten. Voedsel hebben ze niet nodig, want ze hebben als rups zoveel gegeten dat ze hun korte vlinderleven prima zonder kunnen. De eitjes die nu worden afgezet, komen uit op het moment dat de knoppen in het voorjaar uit gaan lopen. De jonge rupsjes hebben namelijk heel jong en mals blad nodig. Dat de bladeren snel dikker en harder worden, is geen probleem. De rupsen groeien en kunnen dan vanzelf ook wat steviger blad aan. De rupsen van de kleine wintervlinder zijn er volop op het moment dat de koolmezen hun jongen hebben en er dus heel veel voedsel nodig is. Zonder kleine wintervlinders zouden we heel veel minder koolmezen hebben!
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting